‘Echt?’
‘Echt.’
‘Hoeveel dan?’
‘Niet verder vragen, Margot. Pak mijn chequeboekje nou maar en ga iets doen, naar de kapper, de schoonheidsspecialiste, de pedicure of wat vrouwen zoal doen. Wegwezen, jij.’
Ze was de deur uit voordat iemand ‘Zweedse massage’ kon zeggen.
Ik ging haar achterna de trap af, de straat op en op weg naar de bushalte. Mijn vleugels pulseerden van de berichten die erdoorheen stroomden: Zorg dat ze lopend gaat. Laat haar niet in die bus stappen.
Hoezo? dacht ik. Ik zag de bus al aankomen. Waarom? vroeg ik voor de duidelijkheid, maar ik kreeg geen antwoord. Best, dacht ik, als je niks zegt, hoef ik ook niet te luisteren.
We gingen achterin zitten. Margot hield een washandje tegen haar hoofd, de pijn in haar borsten trok langzaam weg in de koele lucht die door het open raampje naar binnen stroomde. De bus stopte op Eleventh Avenue. Er stapte een handjevol passagiers in. Een van hen liep helemaal door naar achteren en ging tegenover ons zitten. Mijn maag keerde zich om.
De vrouw was het evenbeeld van Hilda Marx. Het knaloranje opgestoken haar, doorspekt met grijs, de rode haviksneus, de buldogachtige onderbeet. Ik zag dat Margot haar adem inhield en de vrouw aanstaarde toen ze haar jas afklopte – een zwarte trenchcoat, net zoiets als Hilda altijd aantrok als ze de deur uit ging – en wat smakgeluiden maakte, net zoals Hilda dat deed. Het duurde even voordat ik zag dat het Hilda niet was. Iemand die een eindje verderop in de bus zat, herkende haar en noemde haar Karen, en toen ze glimlachend een praatje aanknoopte, zag ze er heel anders uit. Aan haar stem te horen was ze geboren en getogen in New Jersey.
Hoe had ik dit kunnen vergeten? Ik keek hulpeloos toe hoe Margot in gedachten terugkeerde naar het St. Antonius. Ze kreeg kippenvel bij de herinneringen aan de graftombe, de angst en vernedering en hopeloosheid waarmee haar herinneringen doordrenkt waren kwamen bovendrijven als een scheepswrak dat naar de oppervlakte komt, met alle opgezwollen lijken met hun gezicht naar de zon geheven. Ze tuurde met stokkende adem naar de vloer. Ik legde mijn handen op haar schouders om haar tot bedaren te brengen. Je bent hier, dit is het heden. Die tijd ligt ver achter je. Je bent veilig. Ze haalde een paar keer achter elkaar diep adem en deed haar best om de beelden te verjagen die door haar hoofd spookten: Hilda die haar sloeg met een zak kolen. Hilda die haar de graftombe uit sleepte, alleen om haar meteen weer terug te brengen. Hilda die haar vertelde dat ze niks waard was.
Bij de volgende bushalte stapte ze uit en begon haastig te lopen, zonder te weten waar ze was of waar ze naartoe ging. Ze was allang vergeten dat ze een massage wilde. Dat idee was vervangen door een vurig verlangen naar drank. Ze had het best leuk gevonden om Xiao Chen te bellen en te vragen of ze meeging naar hun oude stamcafé bij de universiteit. Omdat dat nu eenmaal niet ging, besloot ze om dan maar in haar eentje te gaan.
Oké, zei ik hardop. Tegen God, denk ik. Ik luister. Stuur me een bericht, een aanwijzing om te weten wat ik nu moet doen. Ik weet namelijk wat er gaat gebeuren. Ik weet dat ze vijftig dollar spendeert aan een hele serie shotjes en ik weet dat ze het aanlegt met een vent van wie de naam me even ontschoten is, en ik weet dat ze rond middernacht ergens op een stoep belandt en totaal vergeten is dat ze een man en een huis heeft. O ja, da’s waar ook, en een kind.
Wat denk je? Niks. Nog niet de minste fluistering. Geen enkel bericht in mijn vleugels, geen greintje instinct. Ja, ik heb Margot toegesproken. Ik heb tegen haar geschreeuwd. Ik heb het Lied der Zielen gezongen… maar ze had me uitgezet. Het ergste was dat Grogor haar bij de ingang van de kroeg zat op te wachten. Toen Margot naar binnen liep, legde hij zijn arm om haar middel en voerde haar mee. Ik kon slechts machteloos toekijken.
Dat was de reden waarom Toby Margot niets vertelde over het succes van Zwart ijs, want na dit akkefietje hebben ze wekenlang geen woord tegen elkaar gesproken. Een vroegere collega van NYU belde hem vanuit de kroeg waar Margot de ene cocktail na de andere achteroversloeg en met een student zat te flikflooien. Het telefoontje ging als volgt: het is elf uur ’s avonds en in de keuken van Toby en Margot rinkelt de telefoon. Toby heeft geen poedermelk meer en alle winkels zijn gesloten. Theo ligt te krijsen.
‘Hallo?’ Hij houdt meteen de hoorn van zijn oor, want er klinkt luide muziek aan de andere kant.
‘Hé, jongen, je spreekt met Bud. Hoor eens, Tobber, jij bent toch onlangs vader geworden?’
Een hartslag. ‘Uh-huh.’
‘En… je bent toch getrouwd met een blonde meid die Margot heet?’
‘Uh-huh.’
‘Waar denk je dat ze uithangt, op dit moment?’
Toby kijkt om zich heen. Hij was in slaap gevallen. Hij kijkt of ze in de slaapkamer is.