Maar wie hield ik voor de gek? Wat wist ik nou van een goed huwelijk?
Een week later moesten ze terug. Margot nam onwillig en huilend afscheid van papa, niet op het vliegveld, maar in de deuropening van zijn huis. Hier zag hij er tenminste minder verschrompeld uit dan in de drukte en het lawaai van de buitenwereld; thuis leek hij minder geknakt, alsof de onveranderde omgeving van de open haard, de foto’s van mama en de soezende aanwezigheid van Gin, opgerold in zijn hoekje, hem opbeurden.
Terug in New York wachtte Toby en Margot echter een aantal verrassingen:
1. Toby’s aanvraag voor een vaste aanstelling was afgewezen en zijn colleges waren gecanceld. Ze hadden hem niet meer nodig.
2. Zijn zolderetage was bij het nachtcafé getrokken en ingericht als restaurant. Wat ooit zijn woonkamer was geweest, stond nu vol tafeltjes met menukaarten erop. Toby’s spullen waren in dozen gepakt en naast de vrieskist voor het vlees gezet, zodat al zijn boeken en schriften voorgoed naar dode koeien stonken.
Ze konden uit twee dingen kiezen: bij Bob intrekken of bij Sonya. Ze had hun de bovenverdieping van haar huis aangeboden tot Toby werk zou vinden. Ze verhuisden hun spullen naar Sonya en de eerste paar dagen was het heel gezellig. Sonya liet hen met rust. Margot bleef bij de Ierse pub werken en spaarde stiekem kwartjes en dubbeltjes op om zo snel mogelijk weer naar Engeland te kunnen. Toby bleef tot in de kleine uurtjes op het balkon zitten roken, starend naar de mensen in het huis aan de overkant, en probeerde in het reine te komen met het ergste van alles wat hun de laatste tijd overkomen was: hij had een writer’s block.
De jongen sprak Margot aan toen ze op weg was naar haar werk. Ze was onlangs met haar studie gestopt – ze nam een jaartje vrij, maakte ze iedereen en vooral zichzelf wijs – en werkte zeven dagen in de week om te sparen. Ze had echter last van heimwee en voelde zich eenzaam en neerslachtig. Toby zwoegde om zijn roman te voltooien – een literair opus in briefvorm over een tragische held die ironisch genoeg probeert om zijn faalangst te overwinnen – en was tegelijkertijd op zoek naar werk. Hij probeerde het zelfs in de haven. De mannen in hun vuile overalls wierpen één blik op hem en stuurden hem weg. Ze zaten niet verlegen om iemand die korte verhalen kon schrijven. Ze hadden iemand nodig die zakken kolen van veertig kilo kon versjouwen, liefst honderd per dag.
Daarom leek – of beter gezegd, wás – de komst van de jongen zo geweldig getimed door Luciana en Pui. Ja hoor, ze waren er nog steeds, ondanks Sonya’s recente bekering tot het geloof en een gezonde levensstijl. Ze was boeddhist en veganist geworden. Afgezien van de irritante neiging om iedereen om haar heen te bekeren (wist je dat je kanker krijgt van melk?) was ze gezonder en gelukkiger dan ooit en heel wat prettiger in de omgang dan vroeger. Ze had ook een betere invloed op Margot gekregen. Ik zou bijna vergeten dat ik jarenlang een wrok tegen haar gekoesterd had. De wrok die nu wortel begon te schieten in Margot.
Het zaadje van die wrok zat in de zak van die jongeman. Een proefmonster, zei hij, van het spul dat hij Sonya vroeger verkocht. Als Margot het lekker vond, als het iets voor haar was, dan kon hij de week daarop terugkomen en kreeg ze een fikse korting van hem. Margot nam hem van top tot teen op. Hij was niet ouder dan zeventien. Hij zag er helemaal niet louche uit – iets wat ik totaal anders zag, dat kun je van me aannemen. Best een aardige vent, eigenlijk. Hoe heet dat spul, wilde ze weten. Lyserginezuurdiethylamide, zei hij, ook wel de gelukspil genoemd. En hij zwaaide ten afscheid.
Handenwringend probeerde ik me dit moment te herinneren. Het probleem met drugs is dat ze de geest vertroebelen. Tot slot zei ik een gebedje en sprak ik haar ernstig toe. Margot, zei ik. Dat spul is puur gif. Dat wil je niet in je lijf stoppen. Het maakt je leven kapot. In de meeste clichés schuilt veel wijsheid.
Ze hoorde me niet. En toen de jongen een week later terugkwam, en de week daarop en de week daarop, kocht Margot steeds meer van zijn zaadjes. Ze schoten wortel en er groeiden afgrijselijke bloemen uit.
Toby’s boek was af. Hij had zijn writer’s block genezen door zich dagen- en nachtenlang letterlijk op te sluiten in het zijkamertje en verwoed door te tikken op Grahams oude schrijfmachine. Hij had niet gemerkt dat Margot veranderd was. Hij tikte het woord ‘Einde’ – een gewoonte van hem, ook al haalde de uitgever het altijd weg – en klom op zijn stoel om uitgelaten in de lucht te boksen. Hij haalde alle sloten van de deur en riep: ‘Margot? Margot, mijn lief, het is af. Kom, we gaan ergens eten.’
Hij trof haar aan in de woonkamer, waar ze als een dolle boeken uit de boekenkasten trok en op de grond smeet, de kussens van de bank zwiepte en schoenen van de vloer raapte en uitschudde alsof ze hoopte dat er iets in zat. Om haar heen zweefde een wolk van witte veertjes uit de matras die ze had opengesneden.