Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(57)

By:Carolyn Cooke


‘De storm is geluwd,’ zei Nan. ‘Ga Margot achterna. Ik kom je snel weer opzoeken.’ Ze draaide zich om naar de heuvels.

‘Wacht even,’ zei ik. Ze draaide zich weer om.

‘Ik hou van Toby,’ zei ik. ‘En als ik geen manier kan vinden om de dingen te veranderen, dan zie ik hem nooit meer terug. Help me alsjeblieft, Nan,’ smeekte ik. Ik was wanhopig.

‘Het spijt me, Ruth. Het is zoals ik het je heb gezegd. Je hebt één leven gekregen om je keuzes te maken. In dit leven draait het niet om het maken van nieuwe keuzes. Het gaat erom Margot te helpen haar keuzes te maken.’

‘Is dat alles?’ schreeuwde ik. ‘Krijg ik maar één kans? Ik dacht dat God zo’n voorstander van tweede kansen was.’

Maar ze was al weg en ik stond in mijn eentje op Route 76 naar de hemel te kijken, op zoek naar God.

‘U houdt toch zoveel van me?’ jammerde ik. ‘Mooie manier om me dat te laten zien.’

Ik hoorde niets, alleen de trage klank van de eerste regenbui en het geluid van de wind, dat klonk als shhhh.





17


EEN ZAADJE



Even later zat ik in Vegas. Gaia deed een poging om me alles over de huwelijksvoltrekking te vertellen, maar ik zei, nogal knorrig, moet ik toegeven, dat het nergens voor nodig was. Ik wist het nog precies. Het defecte neonbord van de kapel waarop een gebroken hart opvlamde, als een slecht voorteken. De kitscherige plastic bloemen en de muzak van een elektronisch orgel in de lobby, de toupet van de ambtenaar die in de airconditioning flapperde als de vleugel van een dode vogel. Toby legde zijn geloften ginnegappend af. Ik weifelde voordat ik ja zei en wilde het liefst vragen wat het huwelijk betekende, hoe je geacht werd te weten dat dit de ware was. Hoe het voelde om echt van iemand te houden in plaats van, zoals zo vaak in mijn geval, tot over je oren te verdrinken in een diepgewortelde behoefte om te horen dat je niet deugt. Ik bedacht dat dit misschien niet het beste moment was om dit soort discussies aan te gaan en dat ik maar beter gewoon ja kon zeggen, dan zouden we nog lang en gelukkig leven. Natuurlijk.

De huwelijksreis ging een week later van start. Ze namen al hun spaargeld op en kochten twee tickets naar Newcastle upon Tyne in het noordoosten van Engeland. Margot holde door de kleine aankomsthal en sleepte Toby met zich mee, vol verlangen naar Graham, die ze drie jaar niet had gezien.

Ze liepen helemaal door tot de uitgang, maar Graham was nergens te bekennen.

‘Zou hij het vergeten zijn?’ vroeg Toby. ‘Misschien kunnen we beter een taxi nemen.’

Margot schudde haar hoofd en zocht bezorgd de hal nog eens af. ‘Natuurlijk is hij het niet vergeten. Hij heeft maar één dochter, hoor, geen vijftig.’

Toby knikte en ging op zijn koffer zitten.

Toen ik hem aan de andere kant van de aankomsthal zag verschijnen, als een schim van zichzelf, boog ik me naar Margot toe en zei: Daar is hij.

Ze draaide zich om en keek recht naar de gedaante bij de ingang.

‘Is dat hem?’ vroeg Toby, die haar blik volgde.

‘Nee. Die man is veel te mager. En hij loopt met een stok. Papa zou inmiddels op ons af komen rennen.’

De gedaante bleef een moment staan om naar haar te kijken. Hij kwam langzaam dichterbij, veranderde met elke wankele stap van een schaduw in een man, tot ze hem herkende als een broodmagere, sterk verouderde Graham.

Het kostte Margot de grootste moeite om de bejaarde man met zijn schuifelende tred te verenigen met het beeld dat ze in haar hoofd had van haar papa. Ik herinnerde me dit moment zo pijnlijk helder dat ik het amper kon aanzien, want Margot kreeg heel wat verbijsterende veranderingen te verstouwen: de man met de kerstmanbuik, de brede schouders en grove slagershanden was tijdens haar afwezigheid vervangen door een versie van Graham die eruitzag als iemand die zojuist door de Sahara was gestrompeld. Van zijn dikke bos haar restten alleen nog wat plukjes piekhaar, zijn blozende wangen waren ingevallen en zijn ogen – dat was nog het ergste – stonden humorloos en gelaten.

‘Papa?’ stamelde Margot, als aan de grond genageld.

Toby hoorde de paniek in haar stem. Hij keek van Margot naar de gestalte die met zijn armen losjes uitgeslagen op hen afsjokte, en liep hem tegemoet.

‘Graham, neem ik aan,’ zei hij, en hij greep opgewekt Grahams slappe hand beet, waardoor hij hem nog net kon opvangen voordat hij zou struikelen.

Margot sloeg haar handen voor haar gezicht. Rustig aan, zei ik tegen haar. Hou je in, lieverd. Papa heeft er helemaal niets aan als jij de waterlanders laat stromen.

Dat waren dappere woorden, want zelf was ik me ook wezenloos van hem geschrokken, niet door zijn fysieke toestand, maar door zijn aura: het licht rond zijn hart was in tientallen slierten gebroken, die slap afhingen en nog maar heel zachtjes pulseerden, als het sijpelende bloed uit een wond die maar niet wil genezen. Boven zijn hoofd was het energieke vuurwerk van zijn intelligentie en creativiteit afgezwakt tot wat vochtige lontjes, die slap naar beneden hingen alsof het mistte.