Ik zocht in mijn geheugen naar dit moment, maar ik gaf het al gauw op en begon op haar in te praten.
Zit je nu echt te overwegen om van die brug te springen, kindje? Dat kan hoor, je hoeft maar één stap te zetten en je bent er. Ik tikte tegen de reling.
Ze begon weer te huilen. Ik verzachtte mijn toon. Niet dat ze me kon horen. Maar wie weet, kon ze me voelen.
Wat mankeert je, Margot? Wat doe je hier nog? Waarom doe je niet beter je best? Ga studeren zoals je had beloofd en zorg dat je iemand wordt. Toen ik besefte dat ik dingen begon te zeggen als ‘de wereld ligt aan je voeten’, slaakte ik een diepe zucht. Ik veranderde van tactiek.
Al die kerels met wie je naar bed gaat, word je daar gelukkig van? Zit er eentje tussen van wie je houdt?
Ze schudde lusteloos van nee. ‘Nee,’ mompelde ze. De tranen stroomden over haar wangen.
Ik zette door. Waarom doe je het dan? Stel dat je weer zwanger raakt? Of met hiv wordt besmet?
Ze keek op, droogde haar tranen en schoot in de lach. ‘Ik praat in mezelf. Ik ben echt hard op weg om gek te worden.’ Ze boog zich over haar gekruiste armen en staarde over de skyline heen, zo ver ze kon, naar de horizon.
‘We zijn echt helemaal alleen op de wereld, hè,’ zei ze zachtjes.
Het was geen vraag. Op dat ogenblik herinnerde ik me de heftige, hartverscheurende behoefte om gered te worden. Ik herinnerde me dat ik me op die brug voelde alsof ik midden op zee zat, duizenden mijlen van de kust verwijderd, moederziel alleen op een rots. En dat gevoel dat er niemand zou komen.
Maar ík was er. Ik sloeg mijn armen om haar heen, voelde tegelijkertijd dat iemand mij omhelsde en dat er vervolgens nóg twee armen om ons heen werden geslagen. Opkijkend zag ik dat Irina en Una, geesten van gene zijde, mij en Margot omhelsden en haar zachtjes vertelden dat het goed was, dat zij er voor haar waren, dat ze op haar zouden passen. Ik pakte huilend hun handen beet om hen zo lang mogelijk bij me te houden; ze kusten me en hielden me vast en zeiden dat ze er altijd voor ons waren, dat ze me misten. Ik huilde tot ik dacht dat mijn hart zou breken. Het licht rondom Margots hart flakkerde als een kaars op zee.
Ten slotte stond ze met een vastberaden blik op. Ze liep langzaam de brug af en nam een taxi naar huis, terwijl de sterren hun geheimen achter een ondoordringbaar wolkendek verborgen.
Het slechte nieuws was natuurlijk dat ze geen enkel tentamen had gehaald. In al die ellende had ze trouwens wel één succesje geboekt, want geen van de andere studenten was voor zoveel vakken gezakt. Je zou kunnen zeggen dat ze met vlag en wimpel was gezakt. Bob organiseerde een boeken-en-drankfeestje voor haar en samen genoten ze van een irritant rauwe avond om haar rampzalige studieresultaten te vieren.
Het goede nieuws was dat ze haar eerste jaar mocht overdoen. Ik wist tot haar door te dringen en moedigde haar aan om een plan te verzinnen. Ze kon Graham onmogelijk vertellen dat ze honderden ponden had verkwanseld aan een verlengde kater. Daarom nam ze zich voor om meerdere baantjes te gaan zoeken: ze zou de hele zomer sparen om de tweede ronde van haar eerste jaar helemaal zelf te bekostigen.
Ze vond een baantje bij een Ierse pub, waar ze op doordeweekse avonden de bediening in ging, en een ander baantje als hondenuitlaatster voor rijke mensen in de Upper West Side. Ik wierp één blik op de blaffende pompon aan de riem en kreunde. We zetten koers naar Sonya, er was geen twijfel mogelijk.
Er zijn twee redenen waarom ik niet méér deed om een hereniging met Sonya Hemingway te voorkomen.
Ten eerste was Sonya een giller. Lang, rondborstig en met valentijnsrood haar tot op haar billen, dat ze elke ochtend een halfuur stond te strijken, was Sonya dol op de laatste trends, harddrugs en halve waarheden. Ze maakte nooit plannen voor de lange termijn. Daarbij was ze verre familie van Ernest Hemingway, een feit (of niet) waarmee ze koketteerde bij designers, drugdealers en iedereen die maar wilde luisteren. Dat loonde de moeite. Enkele voordelen van haar sterke verhalen waren een flitsende carrière als model en een constante sneeuwstorm in hallucinogene poedervorm.
Ten tweede kampte ik met een vraag. Had ze nou wel of niet iets gehad met Toby? Ik vond dat ik mijn huidige positie best mocht gebruiken om dit cruciale stukje informatie te achterhalen.
We liepen echter de andere kant uit. De hond, Paris, trippelde gehoorzaam naast Margot, keurig aan de lijn. Ik draaide me om en tuurde de straat af, op zoek naar Sonya. Ze slenterde nog aan de overkant van Fifth Avenue. Misschien kan ik beter ingrijpen, dacht ik.
Ik bukte me om Paris’ pluisoren te strelen en legde toen mijn hand op zijn voorhoofd. Etenstijd, vind je niet, jochie? Paris begon opgetogen te kwijlen. Daarop stuurde ik een hele serie beelden van culinaire hoogstandjes voor honden naar zijn kop. Waar heb je trek in, vandaag? Kalkoen? Spek? Paris kreeg visioenen van geroosterde kalkoen met spek aan het spit. Hij blafte. Wacht, ik weet het al, zei ik. Een flink stuk salami!