Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(48)

By:Carolyn Cooke


De tentamentijd brak aan. Ik riep een groepje engelen bijeen en we spoorden onze beschermelingen met klem aan om hun mouwen op te stropen en betere toekomstmogelijkheden voor zichzelf te creëren. Bob had Margots escapades met Jantje, Pietje, Klaasje en de rest boven op haar zolderkamer echter aandachtig gevolgd en vond het tijd worden dat hij eens mazzel had. Op de avond voor Margots eerste tentamen borstelde hij zijn kroezige afrokapsel naar achteren, stak zijn mooiste T-shirt in zijn strakste jeans en klopte op haar deur.

‘Margot?’

‘Ik slaap al.’

‘Niet waar, want dan zou je niks gezegd hebben.’

‘Donder op, Bob.’

‘Ik heb wijn bij me. Rooie. Het is shah-blie.’

De deur zwaaide open. Margot in haar nachtpon, met haar meest gekunstelde glimlach. ‘Zei er iemand Chablis?’

Bob inspecteerde de fles en keek naar Margot. ‘Eh, ja.’

‘Kom er dan maar in.’



Ik kon op het nippertje voorkomen dat Bob zijn zin kreeg, maar dat betekende wel dat ze allebei stomdronken op de vloer van de kitchenette belandden. ‘Van te veel shah-blie krijgt een blanke slaap,’ zou Bob zeggen.

Bij het influisteren van de antwoorden tijdens het tentamen had ik echter minder succes. Ze zat in het lokaal, hing over het tafeltje en kroop mentaal over de gekartelde muren van haar kater. Ik wierp mijn handen in de lucht en beende naar het raam. Voor in het lokaal, achter het bureau van de supervisor, zat Toby. Ik ging aan de lessenaar naast hem zitten om te zien wat hij schreef.

Ik herkende een aantal zinnen; later in zijn leven zouden ze terugkomen in zijn eerste roman, Zwart ijs. Hij mompelde iets en trok dikke, bestraffende strepen door woorden en zinnen, tot Gaia een arm om hem heen sloeg en hem bemoedigend toesprak. Ik zag haar zelfs een keer haar hand uitsteken toen hij met zijn kritische pen over het papier kraste, maar ze kon hem niet tegenhouden. Een paar minuten later lukte dat wel. Ik keek aandachtig toe. Toen hij zijn gedachten liet dwalen over het landschap van ideeën die in zijn geest rondwaarden, trok zijn aura zich plotseling samen en werd zijn hele lichaam ingekapseld in een ondoordringbare laag, die veel weg had van gletsjerijs. Een- of tweemaal bleef het schild een seconde of tien om hem heen hangen. Gaia bleef zijn naam roepen, tot het zich leek op te lossen. Het vervloog niet in de ether, het ging op in Toby zelf.

‘Wat is dat?’ vroeg ik Gaia na een tijdje.

Ze schonk me een vluchtige blik. ‘Angst. Toby is bang dat hij niet goed genoeg is. Heb je dat met Margot nooit meegemaakt?’

Ik schudde mijn hoofd. Niet zoals dit.

‘Het zal wel verschillende vormen aannemen,’ schokschouderde ze. ‘Bij Toby gebeurt het op deze manier. Het beschermt hem. Maar het baart me zorgen. De laatste tijd schermt het hem af tegen goede dingen. En ik kan er niet doorheen komen.’

Ik knikte. ‘Misschien kunnen we er samen aan werken.’

Ze glimlachte. ‘Wie weet.’

Ze bleef proberen om hem los te rukken uit die ijslaag, maar het schild was hardnekkig en als zijn angsten eenmaal aangewakkerd waren, kon alleen Toby zelf zich eruit bevrijden. Er was geen kruid tegen gewassen. Als het hem gelukt was om zich eruit los te werken, had hij Margot wel gezien, vooral toen ze haar spullen pakte en een uur voor tijd het lokaal verliet.

Ik volgde haar naar buiten. Ze sloeg haar armen om zich heen en staarde voor zich uit over de Hudson. Even later begon ze te lopen, steeds sneller, tot ze echt hardliep en we allebei voort renden, terwijl het zweet langs haar gezicht liep en haar haren achter haar aan zwiepten als de staart van een komeet.

We holden door tot we op de Brooklyn Bridge waren beland. Margot snakte naar adem en ging hijgend en met bonzend hart naar voren hangen.

Ze wierp een blik op het verkeer onder haar, leunde tegen de reling en keek uit over de skyline van Manhattan. De zon stond nog hoog aan de hemel, zodat ze haar hand beschermend boven haar ogen moest houden. Ze keek om zich heen alsof ze iemand zocht, tuurde met toegeknepen ogen naar de Twin Towers en vervolgens naar Pier 45, tot ze uiteindelijk naar een bankje wankelde en erop neerviel.

Verdriet en verwarring vonkten als bliksemschichten om haar heen. Terwijl ze voorovergebogen op dat bankje zat, sprongen er honderden roze lichtflitsen op vanuit haar hart, die om haar heen wervelden en traag haar aura binnen sijpelden. Ze hield haar ogen stijf gesloten en dacht met trillende lippen aan haar mama. Het enige wat ik kon doen, was mijn hand op haar hoofd leggen. Stil maar, kindje. Zo erg is het allemaal niet. Toen ik naast haar ging zitten, steunde ze met haar ellebogen op haar dijen, legde haar hoofd in haar handen en huilde met lange, bodemloze snikken. De afstand tussen wanhoop en acceptatie kan heel groot zijn.

Zo bleef ze lange tijd zitten, terwijl tientallen fietsers voorbijsuisden en de zon alle schakeringen goud aannam, totdat de stad in een bronzen gloed lag en de Hudson in brand stond.