Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(45)

By:Carolyn Cooke


Het was een kort verhaal, misschien een essay, geschreven in een klein, kriebelig handschrift – het handschrift van een intellectueel, maar met dikke, ronde klinkers, wat wees op Toby’s diepe empathische vermogen. Het was gek genoeg geschreven op een pagina uit een uitgave van rond de eeuwwisseling van Bocaccio’s Decamerone, zo oud dat het papier geelbruin was verkleurd en de tekst vrijwel geheel verbleekt was.

Toby was wat je het prototype van de arme kunstenaar zou kunnen noemen. Hij was zo mager dat zijn corduroy pak als een soort kostuumvormige slaapzak om hem heen hing en zijn lange, smalle handen waren altijd gemarmerd, altijd koud. Hij leefde van de cheques die hij driemaandelijks ontving van de New York University, wat betekende dat hij op de zolder van een nachtcafé in Bleecker Street woonde en wat voedsel betreft afhankelijk was van een vroeger vriendje van school dat nu een hotdogkraampje had. Hij zou nooit bekennen dat hij arm was. Hij propte zich vol met woorden, deed zich te goed aan gedichten en voelde zich een miljonair als je hem een pen gaf met een volle inktpatroon erin en wat velletjes blanco papier. Hij was schrijver; het ergste daarvan was voor Toby dat hij er stellig van overtuigd was en het zelfs toejuichte dat uitgesproken armoede daarbij hoorde.

Dus als je je een broos velletje papier kunt voorstellen met vervaagde Italiaanse tekst onder de met inkt bevlekte artistieke krabbels van een vulpen, dan weet je ongeveer wat Margot van de vloer raapte, openvouwde en las:



De houten man

Door Toby E. Poslusny



De houten man was geen pop; anders dan Pinokkio was de houten man echt, terwijl iedereen om hem heen dat niet was. In dit marionettenland vond de houten man het leven zwaar. De kans op werk was nihil, tenzij je touwtjes aan je ledematen had en je mond geheel stil kon houden tijdens het spreken. Huizen of kantoorgebouwen ontbraken, en er was sinds kort een tekort aan kerken ontstaan; in plaats daarvan was de hele wereld veranderd in een gigantisch podium, waarop de poppen paradeerden en streden. Zo werd de houten man steeds eenzamer. Want zie je, de houten man was zelf niet van hout, maar zijn hart was dat wel. Eigenlijk was zijn hart een boom met vele takken, maar er groeiden geen peren of perziken aan en er streek nooit een vogel op neer om te zingen.



Hoewel Margot de man die gedurende een rit van zeventien blokken naast haar had gezeten totaal niet kende, had ze het gevoel dat ze een glimp van zijn wereld had opgevangen, een bladzijde uit zijn dagboek had gelezen, een liefdesbrief had gevonden. De naakte eenzaamheid die uit deze woorden sprak vond een vruchtbare voedingsbodem in haar medelijden.

Ik las het natuurlijk als verwaand gezever, wrevelig van toon en met tussen de regels door een zweem van reflectorisch post-McCarthyisme. De jonge Toby Poslusny was geen literair genie en het zou nog jaren duren voordat hij het kunstje onder de knie kreeg. Maar voor een jonge literatuurliefhebster met een tikje last van heimwee, iemand die hele stukken uit Woeste hoogten uit haar hoofd kende, was Toby’s palimpsest een mijnenveld van schitterende, symbolische ontboezemingen.

En zo werd Tom naar de achtergrond van Margots gedachten verdrongen, niet door Toby, maar door een van zijn personages. Tom ging nog vijf keer bij de boekhandel langs. Margot was altijd de stad in om andere boekhandels af te stropen, op zoek naar boeken die Bob in huis moest hebben, en zat intussen met haar gedachten bij Toby’s verhaal. Ze raakte steeds gefrustreerder over de stoffige boeken van dode, blanke mannen die alle ruimte innamen in Bobs boekhandel; zelfs toen ze de buitenmuren wit geschilderd had, de flakkerende gloeilampen vervangen had en een heel weekend besteed had om het uithangbord van Babbington Books te repareren, wilden de klanten die de moed hadden om binnen te komen geen Hemingway of Wells. Ze wilden de nieuwe, razende stemmen die zich lieten horen vanuit Detroit, vanuit kraakpanden in Londen, Manchester en Glasgow, vanuit woningbouwprojecten in Moskou. Na John F. Kennedy, Vietnam, Watergate en een seriemoordenaar op hun stoep was een nieuwe generatie twintigplussers op zoek naar literatuur die hun razernij een stem gaf.

Uiteindelijk legde ik me erbij neer dat het niets zou worden met Tom en wierp ik me enthousiast op Margots volgende project, al wist ik natuurlijk tegen welke prijs: literatuur studeren aan de New York University. Ze belde Graham.

‘Hoi papa, met mij. Hoe gaat het?’

Wat gedempte snuifgeluiden. ‘Margot? Margot? Ben jij het?’

Ze keek op haar horloge. Ze had de tijdzones weer eens verkeerd berekend. Het was vier uur ’s morgens bij hem.

‘Margot?’

‘Ja, sorry, papa. Heb ik je wakker gemaakt?’

‘Nee, hoor.’ Een hoest als een schep grind en wat spuwgeluiden. ‘Nee, niks hoor. Ik was juist van plan om op te staan. Wat klink je opgewonden, wat is er?’