Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(44)

By:Carolyn Cooke




Het was middernacht. Margot en Tom verlieten arm in arm de Lenox Lounge. Ze wisten nog steeds niet dat ze elkaar kenden uit het tehuis. Ze wisten alleen dat ze minnaars wilden worden, liefst zo snel mogelijk.

Ze omhelsden en kusten elkaar langdurig.

‘Zullen we morgen ook weer hier afspreken?’ vroeg Tom.

‘Graag.’ Margot kuste hem nogmaals. Ik draaide me om.

Tom zag een taxi hun kant uit komen. ‘Neem jij die maar,’ zei hij. ‘Ik heb zin om lopend naar huis te gaan vanavond.’

De taxi stopte. Margot sprong erin. Ze keek Tom glimlachend aan en hield zijn blik vast. Met een uitgestreken gezicht trok Tom een onzichtbare Magnum .44 uit zijn binnenzak en schoot op haar. Er kwam een herinnering aan het St. Antonius bij haar op, die ogenblikkelijk weer vervaagde. Ik stond naast hem, net als hij verzonken in herinneringen, terwijl de taxi verdween in een vloed van neonlicht.



Ik zat op de achterbank naast Margot, die uit het raampje keek en stilletjes glimlachte, met haar gedachten bij Tom. Ik kon zien hoe het licht rond haar hart groeide en sterker werd, bijna overstroomde van verlangen. Ik stond nog eens stil bij de woorden van Nan: ‘Denk je dat het met Tom anders zal zijn?’ Ja, dacht ik. Ja, dat denk ik zeker.

Toen de taxi stopte voor een rood verkeerslicht, werd er op het raampje getikt. De taxichauffeur draaide het omlaag en wierp een vragende blik op degene die buiten in de regen stond. De man hield beschermend een leren notitieboekje boven zijn hoofd en boog zich naar voren: ‘Mag ik misschien meerijden? Ik moet naar de West Village.’

Ik verstijfde. Ik zou die stem nog herkennen als je hem had begraven in een Egyptische graftombe en er een brassband bovenop had gezet.

De taxichauffeur wierp een vragende blik op Margot via de achteruitkijkspiegel.

‘Tuurlijk,’ zei ze, en ze schoof op om plaats te maken voor de extra passagier.

Niet doen, fluisterde ik en ik sloot mijn ogen.

Het verkeerslicht sprong op groen. Een jonge man in een lindegroen corduroy pak streek zijn lange haar naar achteren en stak zijn hand uit naar Margot. ‘Bedankt,’ zei hij. ‘Ik heet Toby.’

Ik gilde. Een lange, smartelijke kreet. De schreeuw van de verdoemde.

‘Margot,’ zei Margot. Ik keek huilend toe.

‘Prettig kennis met je te maken.’





14


AANTREKKINGSKRACHT IN DRIE GRADATIES



Ik weet niet of er woorden zijn om de scène in die auto te beschrijven, het gevoel dat boven ons zweefde, als een zware donderwolk even voordat hij tot uitbarsting komt. De regen kletterde tegen de ruiten en overstemde het geluid van de radiomeuk. De ruitenwissers pompten piepend en kreunend heen en weer en de taxichauffeur kweelde Singin’ in the Rain in het Hongaars.

De aantrekkingskracht in die auto kende drie gradaties, drie verschillende soorten.

1. Margot keek naar Toby en voelde zich op een merkwaardige manier aangetrokken tot zijn fijne, lange haar met de kleur van herfstbladeren, de vriendelijke blik in zijn ogen, de oprechte manier waarop hij ‘bedankt’ zei.

2. Toby keek zijdelings naar Margot en dacht: mooie benen. Ondanks mijn frustratie bracht dat iets bij me teweeg. Hij nam klakkeloos aan dat Margot een vriendje had, dat ze aan Columbia University studeerde (vanwege het korte, mosgroene tweed rokje dat die zomer in was onder studentenmeisjes) en dat hij in geen duizend jaar kans maakte dat iemand zoals zij hem ook maar een blik waardig zou keuren. En dus glimlachte hij beleefd, haalde een notitieboekje uit zijn zak en begon aantekeningen te maken voor zijn korte verhaal.

3. Ik zat tussen hen in en voor mij betekende Toby’s aantrekkingskracht de hechte, loyale, door strijd getekende band met de man die de vader was van mijn kind, mijn echtgenoot, mijn cliënt en ooit mijn beste vriend. De kabel die ons verenigde, was ooit zo dik als een tramlijn geweest, tot hij uiteindelijk knapte en keihard in mijn gezicht striemde. En nu, nu ik zo dicht naast hem zat dat ik de oranje sproeten onder zijn ogen kon tellen, zijn zachte wangen zag die tot zijn wanhoop nog steeds weinig stoppels vertoonden, al was hij dan eindelijk eenentwintig geworden, beefde ik van liefde en verlangen, van haat en verdriet.

Hoewel ik geen adem had om in te houden, hield ik hem toch als een kostbaar geschenk in en bleef ik zo stil als een standbeeld zitten, tot hij de auto uit stapte, ten afscheid een roffel op de ruit gaf en verdween in de donkere nacht. Ik ontspande mijn vuisten en lachte tot de nerveuze trilling in mijn stem verdwenen was. Ik wist dat ze elkaar weer zouden ontmoeten en het deel van mij dat hem nog steeds haatte, brulde het uit tegen het deel van mij dat hevig naar dat moment verlangde.

In dit engelenconflict vergat ik op te letten en toen ik mezelf weer voldoende in de hand had om te zien hoe het met Margot ging, bukte ze zich naar iets wat bij het uitstappen uit Toby’s zak gevallen was. Voordat ik kon ingrijpen, voordat ik de tijd kreeg om mezelf weer in de realiteit van het heden te brengen, zat ze al te lezen.