Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(40)

By:Carolyn Cooke


Tegen de ochtend was mijn gewaad indigoblauw en voelde ik me zowel angstig gedesoriënteerd als opgewonden. Wat de reden ook was, mijn gewaad was van kleur veranderd op het moment dat ik eindelijk tot de spirituele wereld kon doordringen. Als ik had geweten dat ik daardoor heel wat meer verantwoordelijkheid op mijn schouders kreeg en dat Margot meer bescherming nodig zou hebben dan ooit, had ik alles mooi bij het oude gelaten.

Daar was het nu te laat voor.





13


IN HET GEWEER



De volgende dag nam ik me heilig voor om uit te zoeken hoe ik gestorven was. Of beter gezegd, om uit te zoeken wie me had vermoord.

Margot was bijna achttien, zo naïef als een eendenkuiken en zo beeldig als een Frans gebakje. En alsof die combinatie nog niet gevaarlijk genoeg was, zat haar hoofdje barstensvol dromen over een leven dat ze nooit zou krijgen: over een succesvolle carrière als schrijfster en tegelijkertijd een gezin met zes kinderen (drie jongens en drie meisjes), een leuk huis met een wit hek eromheen even buiten New York, waar zij in de keuken stond om appeltaart te bakken voor een knappere uitvoering van Graham. Toen ze uit het raam hing en de straat in keek, overspoeld met zure regen en gele taxi’s, zag ik haar fantasieën als viooltjes om haar heen dansen en vroeg ik me spijtig af wanneer dat allemaal verdwenen was. Waar is het allemaal misgegaan?

Was het de schuld van Hilda? Seth? Sally en Padraig? Lou en Kate? Zola en Mick? Kwam het door de dingen die nog in het verschiet lagen: het huwelijk met Toby, de geboorte van Theo en een scheiding waar ik in een tobbe vol wodka doorheen dobberde? Dit moment in mijn leven had alles in zich om op een wolkeloze, blauwe hemel af te stevenen. Hoe was het mogelijk dat een jonge, blonde meid in Manhattan in een tijd waarin geweldige omwentelingen plaatsvonden op sociaal, politiek, seksueel en economisch gebied, dertig jaar later dood aangetroffen werd in een hotelkamer op een steenworp hiervandaan? Kan gebeuren, natuurlijk. Maar niet tijdens mijn dienst.



Margot sloot het raam, kleedde zich aan (eigengemaakte Schots geruite broek, donkerblauwe wollen trui) en borstelde haar lange haar. Ze stond zichzelf in een lange passpiegel te bekijken. Ik stond achter haar en legde mijn kin op haar schouder. Kind toch, verzuchtte ik, ga om godswil nieuwe kleren kopen. Ze tuitte haar lippen, kneep in haar wangen en inspecteerde haar borstelige, dikke wenkbrauwen. Ze maakte een pirouette in haar outfit – had ik al gezegd dat de geruite broek hoog in de taille zat en om haar heupen slobberde? – en fronste haar wenkbrauwen. Net als ik.

Zag ik er vroeger echt zo uit? Het mag een wonder heten dat ze me niet hebben gearresteerd.

Beneden in de winkel stapelde Bob willekeurig wat boeken op en probeerde intussen een kaneelbroodje te eten. Toen Margot binnenkwam, sloeg hij schaapachtig zijn ogen neer. De grimmige dromen over zijn moeder hadden doel getroffen. Hij durfde niet meer aan opsluiting of handboeien te denken. Ik begon een andere kant van hem te zien. Hij was een mol in mensengedaante. Hij was op een blinde manier nieuwsgierig en schuifelde mopperend door de smalle gangen tussen de boekenkasten, stilletjes genietend van het gebrek aan menselijk contact. Zijn engel – zijn grootvader, Zenov – kuierde met de handen op de rug achter hem aan en schudde afkeurend zijn hoofd over de chaos van papier en naslagwerken. Als ik mijn best deed, zag ik aan weerszijden van Bob parallelle werelden verschijnen, als een onderwaterscherm dat helderder werd naarmate ik me beter concentreerde, alsof het kabbelende water tot bedaren kwam: een beeld van Bob als klein jongetje dat zich verstopte voor de harde vuisten van zijn vader, een ander beeld van hem als oude man, eenzaam, seniel en nog steeds bezig met boeken stapelen. Beide beelden wekten enigszins mijn medelijden.

Hij bood Margot thee aan, die ze afsloeg, en gaf haar een rondleiding door de boekhandel. Sorry, zei ik ‘boekhandel’? Ik had ‘literaire schatkamer’ moeten zeggen. Er slingerden honderd jaar oude exemplaren van Plautus op de pooltafel van die vent, gesigneerde boeken van Langston Hughes lagen te verstoffen onder de toonbank, een eerste uitgave van Achmatova werd gebruikt als onderzetter. Bob ratelde maar door over de slechte verkoopcijfers en dat hij niet begreep waarom iedereen het nodig vond om geschiedenis onder te verdelen in geografische categorieën blablabla, tot ik er eindelijk in slaagde om Margots aandacht te vestigen op de Achmatova. Ze pakte het boek op en staarde naar de omslag.

‘Weet je wie dit is?’

Er ging minstens een minuut voorbij. ‘Wie?’

‘De vrouw op de omslag van dit boek.’

‘Meid, wat een geweldig accent. “Om-slag”. Zeg nog eens “omslag”.’

‘Dit is Anna Achmatova. Een van de meest revolutionaire dichteressen van onze tijd.’