Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(36)

By:Carolyn Cooke


Ik had de baby al gezien toen hij niet groter was dan een bacil; ik had hem zien draaien en zwemmen tot hij rustig was gaan liggen, als een diamant op een rood kussen, met zijn arme, sidderende hartje. Een jongetje. Mijn zoon.

Margot beëindigde haar monoloog en staarde naar zichzelf in de spiegel. Heel even gleden onze spiegelbeelden over elkaar. We vormden een tweeling in parallelle werelden. Alleen de blik die diep in onze ogen lag was anders. In Margots ogen lag de glans van iemand die de brug over het ravijn nog over moet. Ik had de ogen van iemand die er al overheen is.

Ze liep stilletjes de trap af.

‘Papa?’

Hij lag diep te snurken. Ze probeerde het nogmaals. Irina schudde hem zachtjes wakker. Het angstzweet brak Margot uit. Ze had gehoopt dat hij niet wakker zou worden, dat ze het niet hoefde te zeggen. Niet vandaag. Hij kwam moeizaam overeind en keek verdwaasd om zich heen. Hij zag Margots gezicht.

‘Ben je ziek? Wat is er gebeurd?’ Hij ging rechtop zitten en tastte op zijn hoofd naar zijn bril.

Margot stelde hem haastig gerust. ‘Niets, niets, hoor.’ Was dat maar waar.

‘Kom eens bij me zitten,’ zei hij slaperig. Margot deed wat hij vroeg, maar wendde haar gezicht af. Ze huilde alweer. Graham ging half op de tast naar de keuken. ‘Je ziet zo wit als een doek,’ zei hij. ‘Gaat het wel goed met je? Ga lekker zitten, dan zet ik een kopje thee voor ons. Wat erg dat ik zo lang geslapen heb… Ik heb van je moeder gedroomd.’

‘Echt?’ De tranen liepen over haar wangen.

Hij riep haar vanuit de keuken toe: ‘Ze vond dat ik beter op je moest letten. Wat zeg je daar nou van?’

Margot zei niets. Ze zette haar nagels in haar bovenbenen om het niet uit te schreeuwen. Ik zag dat Irina dichter bij haar ging zitten en haar armen om haar middel sloeg.

Toen Graham weer binnenkwam en Margots tranen zag, zette hij het dienblad neer, nam haar handen in de zijne en vroeg teder: ‘Wat is er, lieverd?’

Ze sloot haar ogen en haalde diep adem. Ik stond naast haar en legde een hand op haar schouder.

‘Ik denk dat ik zwanger ben, papa.’

Ik kon het niet aanzien. Papa’s gezicht dat van het ene op het andere moment oud werd, zo intens verdrietig, was te veel om een tweede keer mee te maken. Toen ik opkeek en de uitdrukking op zijn gezicht kon lezen, besefte ik echter dat het geen verdriet, teleurstelling of woede was, in elk geval niet om Margot.

Het was een gevoel van mislukking.

En ik zag vage krijtstrepen van het kind van Irina en hem, het kind dat ze niet hadden gehouden.

Rustig blijven, fluisterde Irina hem toe. Ze heeft steun nodig, geen kritiek.

Hij boog zich naar Margot toe, tot hij zo dichtbij was dat ze het verdriet in zijn ogen kon lezen.

‘Wat je ook doet, je moet het heel, heel goed overwegen. Het gaat niet alleen om nu, maar vooral om de toekomst.’

Hij liet zich naast haar op de bank zakken en nam haar ijskoude, trillende handen in de zijne.

‘Houdt hij van je?’

‘Wie?’

‘De vader.’

‘Ja. Nee. Ik weet het niet.’ Ze kon amper een woord uitbrengen en de tranen drupten langs haar kin in haar schoot.

‘Als hij van je houdt, hebben jullie een kans. Als dat niet zo is, moet je aan je eigen toekomst denken.’

Ze wilde dat hij haar uitschold, dat hij haar het huis uit zette. Nu hij zo lief en begripvol reageerde, raakte ze nog meer in de war dan ze al was. Ik legde een hand op haar hoofd. Haar hart kwam tot bedaren. Even later zei ze: ‘Ik moet uitzoeken of hij van me houdt of niet.’

Graham knikte. ‘Ja, dat moet je doen.’ Hij keek op, naar de foto van Irina op de schoorsteenmantel, precies op het moment waarop Irina me een glimlach schonk en verdween naar waar ze vandaan kwam. ‘Als het om ware liefde gaat, is er niets wat jullie tegenhoudt.’



Ik herinnerde me dat ik het antwoord al wist. Ook de oplossing had ik al. Ik had alleen gehoopt dat iemand me die oplossing zou aanreiken, dat iemand me zou vertellen dat ik geen slecht mens was omdat ik het wilde laten weghalen.

Je moet goed begrijpen: Margots gedachten voelden aan als zweepslagen op mijn rug. Vooral de zeventienjarige onnozelheid van wat er in haar geest omging. Ze bedacht geen moment dat het om een menselijk wezen ging, om een kind van vlees en bloed. Ze beschouwde deze zwangerschap als een molshoop in haar leven, iets wat ze moest vertrappen. Stomme baby, mokte ze in zichzelf, en ik dacht aan Margot als baby, geboren en in de steek gelaten, hoe mijn verlangen dat ze het zou overleven groeide tot het niet meer te stuiten was. Hoe moet ik voor een baby zorgen? Waarom zou ik dat willen? piekerde ze. En ik bedacht met een flinke dosis wroeging dat ik me weleens had afgevraagd of het niet beter was geweest als Margot was gestorven, als ze nooit had geleefd. Ik zag gedachten in Margots donkere geest rondspoken die ik niet eens durf op te schrijven.