Eerst een hoop gezever. Daarna een paar redelijke korte verhalen. Vervolgens liefdesbrieven. Aan een slungelige vent, Seth Boehmer genaamd. Hij had moeite met rechtop staan, en stilzitten scheen ook niet te lukken. Hij smeerde vet in zijn donkere haar tot er een lok over zijn ogen bleef hangen als de vleugel van een dode kraai. Hij keek zelden iemand aan en hield zijn handen constant diep in zijn zakken gestoken. Maar ik was zestien, en hij was twintig, ongrijpbaar en reed loeihard. Logisch dat ik als een blok voor hem viel.
Ik zag hoe Margot haar eigen graf groef en erin sprong. Ik rolde met mijn ogen en praatte oeverloos in mezelf. Maak me maar uit voor een cynicus. Ik was degene die zich ooit zo stom had gedragen, en nu werd ik er spuugmisselijk van. Seth was een soort mijlpaal: ik begon in te zien hoe ver ik verwijderd was geraakt van Margots snoekduik in de poel van zelfvernietiging.
Hij kon me ditmaal niet bekoren. Het was alsof ik naar een slechte soap zat te kijken: je wist precies wie wie was, wat er ging gebeuren en wanneer, en je kon de klok gelijkzetten op het moment waarop de violen werden ingezet. Het was oersaai. Bovendien was ik bang. Ik zag dingen die me eerder niet waren opgevallen. Ik heb het niet over spirituele dingen. Het gaat nu niet over aura’s of eileiders en zo. Ik heb het over de gevolgen van mijn verblijf in het kindertehuis. Hoe hard we ook gewerkt hadden om te voorkomen dat die ervaringen een verwoestende uitwerking zouden hebben op de levens van de kinderen die er zaten, ze hadden behoorlijk wat consequenties. Een daarvan was Seth.
Margot leerde Seth kennen toen ze een nachtje bij haar beste vriendin Sophie bleef slapen. Seth was een neef van Sophie. Hij was jong wees geworden en had jarenlang bij Sophies ouders ingewoond, zodat hij, al had hij een grote boerderij van zijn ouders geërfd, de avonden liever doorbracht in de van katten vergeven bungalow van zijn oom en tante. En nu Sophie regelmatig vriendinnetjes uitnodigde om te blijven slapen, stond hij vaker dan ooit met zijn hoofdkussen voor de deur.
Een kort filmpje over arrogantie:
Set: de keuken. Tijdstip: even voor zonsopgang. Sfeer: op het randje van griezelig. Een zestienjarig meisje sluipt naar beneden. Ze zoekt in de kast naar een paracetamol; ze is ongesteld geworden en kan niet meer slapen van de buikpijn. Ze merkt niet dat er iemand aan de keukentafel zit te roken en te lezen. De schimmige gedaante slaat haar in alle rust gade. Ze was hem al eerder opgevallen, toen Sophie en het troepje irritante vriendinnen elkaar zaten op te maken. Lang (ongeveer één meter vijfenzeventig), slank zoals alleen een meisje van zestien slank kan zijn (met een rond buikje en smalle heupen), dik, Scandinavisch blond haar tot op haar middel. Volle, roze lippen, brutale ogen. En een ondeugende lach. Hij laat haar een tijdje in de kasten rommelen en maakt dan zijn aanwezigheid kenbaar.
‘Ben je een dief of zo?’
Margot draait zich op haar hielen om en laat van schrik een paar doosjes migrainepillen uit haar handen vallen. De gedaante aan tafel buigt zich naar voren en wuift alsof hij de koningin is. In het licht van de maan herkent ze hem als Sophies neef. ‘Hoi,’ zegt hij vlak. Ze giechelt. ‘Eh, hoi,’ zegt ze stuntelig. Ik kan het niet uitstaan dat ze zo stuntelig doet. ‘Wat doe je hier?’
Hij geeft geen antwoord. Hij klopt op de stoel naast hem. Ze gaat gehoorzaam zitten. Hij neemt een lange haal van zijn sigaret om te testen hoe lang het duurt voor ze toehapt. Hoe hij haar aan de haak kan slaan zonder er ook maar iets voor te hoeven doen. Ze slaagt glansrijk voor de test.
‘Zo,’ zegt hij, en hij krabbelt aan zijn bakkebaarden. ‘Ik ben wakker. Jij bent wakker. Kunnen we niet iets beters verzinnen dan naar de maan staren?’
Ze giechelt opnieuw. En dan, als hij glimlacht, mijn eigen tienerlach. ‘Je bedoelt zoiets als een taart bakken?’
Hij schiet zijn peuk in de gootsteen, legt zijn handen plat op tafel, legt zijn kin erop en glimlacht naar haar op als een hond. ‘Je bent een slimme meid, je weet best wat ik bedoel.’
Ze rolt met haar ogen. ‘Ik denk niet dat Sophie het leuk zou vinden als ik met haar neef naar bed ging.’
Hij gaat rechtop zitten en tovert een sjekkie achter zijn oor vandaan. Zogenaamd beledigd. ‘Wie heeft het daar nou over?’
‘Ik ben een slimme meid, ik weet wat je bedoelt.’
Geen glimlach. Haar ogen strak op hem gericht. Hij spert de zijne wijd open. Ze is heel wat slimmer dan hij had gedacht.
‘Sigaret?’
‘Graag.’
‘Hoor eens, Margot…’
‘Hm?’
Ik wist precies wat hij zou gaan zeggen en mimede zijn tekst geluidloos mee: ‘Wat zou je denken van een wandelingetje door het park?’
Margot inhaleert de rook en doet haar best om niet te hoesten. ‘Er is hier nergens een park in de buurt.’