Home>>read Dagboek van een beschermengel free online

Dagboek van een beschermengel(24)

By:Carolyn Cooke


’s Avonds wanneer het donker werd en Tom buiten zichzelf raakte van angst, vormden we een kring om hem heen, met onze handpalmen tegen elkaar. Dan lag ons gezamenlijke licht als een koepel om hem heen, tot hij kalmeerde en uiteindelijk in slaap viel. Op de laatste avond, toen Leon Toms zwaarste verwondingen genezen had, zag ik dat hij een van de blauwe plekken op Toms hersenen liet zitten. ‘Waarom doe je dat?’ vroeg ik. ‘Vergetelheid,’ antwoordde hij. ‘Als ik dit laat zitten, is hij straks het ergste vergeten.’

En zo kwam het dat de naakte, broodmagere jongen die Hilda en meneer O’Hare uiteindelijk uit de graftombe sleepten, bleef leven. Meneer Kinnaird, die tevens dienstdeed als arts van het tehuis, schreef twee weken bedrust voor en kon de onbegrijpelijke drang om het karige voedsel van de jongen aan te vullen met extra vlees en groenten niet weerstaan. Toms verbeeldingskracht was sterker dan ooit tevoren – met dank aan Leon – en in al die lange, duistere nachten verzon hij ontsnappingsroutes uit donkere holen waar eerder geen ontsnapping mogelijk was, en vond hij zwaarden in verborgen hutkoffers waarmee hij zijn denkbeeldige vijanden te lijf kon gaan.

Ongeveer een jaar later klopte er een oudere neef van Tom aan de deur van het St. Antonius om hem op te halen. Leon ging met hem mee en zag erop toe, zo hoorde ik later, dat Tom alle ervaringen die hij bewust of onbewust in het tehuis had opgedaan zou transformeren, zoals een oester zandkorrels transformeert.

Hilda’s aandacht werd nu echter gevestigd op andere raddraaiers die aan haar zorgen waren toevertrouwd.

Een van hen was Margot.





9


HET LIED DER ZIELEN



Ik had het gevoel dat ik midden in een droom leefde.

De herinneringen aan mijn leven toen ik vier, vijf en zes jaar oud was, zijn doordrenkt met kinderlijke emoties, vertekend door interpretaties en latere inzichten, veel te veel vervlochten met mijn gedrag en overtuigingen in mijn latere leven om ze uitsluitend als herinneringen te kunnen zien.

Met andere woorden, telkens wanneer Margot slaag kreeg van Hilda, op haar kop gezeten werd door oudere kinderen of genegeerd werd door de kinderen van haar slaapzaal zodat ze zich van God en iedereen verlaten voelde, vermengde het verdriet om haar te zien lijden zich met de diepere pijn van mijn herinneringen. Het was af en toe ondraaglijk.

We hoorden verhalen van engelen wier beschermelingen pedofielen waren, seriemoordenaars of terroristen, en dat ze al die ellende dagelijks moesten meemaken. Waken. Behoeden. Vastleggen. Liefhebben. Engelen die hun aardse leven in dienst van de Kerk waren geweest of als doorsnee huisvrouw en moeder in de argeloze onschuld van appeltaart en fleurige schorten voor hun kinderen en kleinkinderen hadden gezorgd, moesten hun leven na de dood doorbrengen in heroïneketen, in het gezelschap van drugdealers en pooiers. Het was hun lot om lijdzaam te moeten toekijken hoe deze lieden ongewenste baby’s aborteerden en hen te behoeden voor alles wat de persoonlijke keuze in de weg kon staan. Ze moesten van hen houden.

Waarom?

Zo was het gewoon, luidde het ietwat onbevredigende antwoord van Nan. God laat geen van Zijn kinderen alleen.

Ik vond mijn persoonlijke lot zwaarder dan de verhalen die de ronde deden onder de engelen in het St. Antonius. Er was absoluut niets vergelijkbaar met een bestaan waarin de afschrikwekkende herinneringen uit het verleden het heden overspoelen. Ik zat dag in dag uit tot over mijn oren in raszuivere spijt. Ik wist precies hoe het zou aflopen. En er was niets wat ik eraan kon doen.

Het had veel weg van een loterij. Ik overstelpte Nan met vragen. Hoe werden we aan onze beschermelingen toegewezen? Waarom had ik Margot gekregen? Had het te maken met de manier waarop ik gestorven was?

Ik zette Sheren klem en vroeg haar hoe zij gestorven was.

‘Vijftig aspirientjes en een fles sherry.’

‘Dus zelfmoordenaars komen terug als hun eigen beschermengelen? Bedoel je dat ik zelfmoord heb gepleegd?’

‘Niet noodzakelijkerwijs.’

‘Wat dan wel?’

‘Ik heb ooit een engel ontmoet die hetzelfde moest doormaken als wij. Hij zei dat het te maken had met de manier waarop we hebben geleefd.’

‘Hoezo dan?’

Ze maakte een gebaar in de richting van Hilda, die dreigend een reumatische vinger voor de neus van een vierjarig meisje hield, omdat ze in haar bed had geplast.

‘Je kent het Lied der Zielen toch wel?’

‘Het wát?’

Sheren rolde hoofdschuddend met haar ogen. Ik voelde me plotseling nogal dom.

‘Daarin verschillen we van andere engelen. Als je je eigen sterfelijke zelf beschermt, heb je meer invloed op die persoon en kun je hem of haar beter bewaken. Kijk maar.’

Ze liep naar Hilda toe. De gedachte aan de graftombe cirkelde al boven haar hoofd, ze was zichtbaar van plan om de kleine meid op te sluiten. Sheren ging naast Hilda staan en begon te zingen. De melodie klonk als een ouderwets Schots slaapliedje, hoewel ze het zong in een taal die ik niet begreep. Traag, mysterieus, schitterend.