Met elk woord werd het licht om haar heen sterker.
Ze besloten om Kyle’s overhaaste vertrek tijdelijk te verklaren als een zakenreisje. Kate en Karina stelden weinig vragen – Lou kocht een labradorpup die voor veel afleiding zorgde – maar Margot werd teruggetrokken. Ze bracht uren in de gang door, op de onderste traptrede, koppig wachtend. Wat ik ook deed, ze weigerde me aan te kijken. Eerst dacht ik dat ze op Kyle wachtte. Maar kinderen zijn slimmer dan je denkt. Ze wachtte tot ze haar zouden vertellen dat hij niet terugkwam.
Niet lang daarna reed Lou met Karina, Kate en Margot helemaal naar Schotland om Karina af te zetten bij de universiteit van Edinburgh, waar ze geografie ging studeren. Op de terugweg nam ze een onverwachte omweg door Noord-Engeland en stopte ze bij een groot, grijs gebouw in niemandsland: kindertehuis St. Antonius; toen ze verder reed was de achterbank leeg, want Lou en Kate zaten voorin en Margot stond voor de poort van het kindertehuis, met een teddybeer onder de ene arm en een kleine tas bij haar voeten, terwijl haar hartje bonsde in haar keel.
‘Papa,’ zei ze terwijl ze de auto nakeek. Ik wierp een huiverige blik op de gevel van het vuilwitte gebouw.
Deze plek kende ik maar al te goed.
8
SHEREN EN DE GRAFTOMBE
Ik wil hier afrekenen met alles wat ik me herinner van kindertehuis St. Antonius, de plek waar ik kort na mijn aankomst vier ben geworden en waar ik het tot ik twaalf jaar, negen maanden en zestien dagen oud was hard te verduren heb gekregen.
Dan moet ik allereerst vertellen dat ik een groot deel van mijn volwassen leven bezig ben geweest om de diep verankerde knoop in mijn maag te verzachten met een flinke hoeveelheid drank. Dat is geen excuus. Pas nu ik zie onder welke omstandigheden ik daar arriveerde – nadat ik had geleerd hoe het voelt als er van je gehouden wordt, na de warmte en het comfort van het huis van de Edwards, waar ik een eigen kamertje had dat even groot was als een slaapzaal voor twaalf kinderen in het tehuis, met een oudere zus die weg van me was in plaats van een groepje oudere kinderen dat er dag en nacht op uit was om mijn zelfrespect te vermorzelen – nu weet ik waarom het verdriet zo moeilijk uit te bannen was en me tot lang nadat ik wist te ontsnappen bleef kwellen. Wie weet was het me beter vergaan als ze me wat langer bij Padraig en Sally hadden gelaten, tot elke hoop op liefde uit me geslagen was. Dan was het St. Antonius misschien niet zo’n enorme schok voor me geweest.
Voor een kind – en in mijn geheugen – was het een gigantisch groot gebouw. Het was tot de negentiende eeuw een ziekenhuis geweest, waarna het de functie van werkhuis kreeg, totdat het, zij het alleen in naam, veranderd werd in een weeshuis. Om de een of andere reden herinnerde ik me gargouilles op alle hoeken van het gebouw, maar die waren er niet. De hoofdingang lag achter een aantal pilaren, boven twee hoge traptreden. Er zaten twee ronde, koperen deurkloppers op de zwarte voordeur, een hoge voor volwassenen, een lage voor kinderen, en ik weet nog dat het handvat de eerste keer dat ik het gebruikte te groot voor me was, zodat ik mijn hand er niet helemaal omheen kon krijgen. De kamers leken alle vijfentwintig even reusachtig, net als de oude houten schooltafeltjes en de slaapzalen. Nergens een vloerkleed of tapijt. Geen radiatoren in de slaapzalen. Geen warm water, in elk geval niet in de gemeenschappelijke wasruimte. De enige platen aan de wand waren portretten van mensen die er gewerkt hadden, sombere foto’s in sepia van strenge juffen en meesters die de kinderen die de pech hadden hier naar binnen te moeten alle hoeken van de kamer hadden laten zien.
Nu ik deze plek opnieuw betrad, besefte ik pas goed dat ik in het verleden leefde. Ik had genoten van de jaren zestig, Kyle’s witte Citroën DS was een droom om in te rijden en ik deed een moord voor Lou’s broeken met wijde pijpen en Karina’s verzameling Beatles-elpees, maar op het St. Antonius was de tijd stil blijven staan… ergens rond het jaar 1066 na Christus. Er zijn veel plekken op de wereld waar de tijd lijkt stil te staan, net zoals er mensen zijn die weigeren te accepteren dat de tijden veranderen. Zo iemand was Hilda Marx.
Juffrouw Marx was het hoofd van St. Antonius. Afkomstig uit Glasgow, gezegend met zachte hangwangen en een onderbeet die haar het uiterlijk gaven van een pad, was Hilda Marx uitgerust met een persoonlijkheid waar de Gestapo een puntje aan kon zuigen. Huilen werd bestraft met vier zweepslagen. Op brutaliteit stond tien zweepslagen. De kinderen, tussen de twee en de vijftien jaar oud, moesten om zes uur op en gingen om negen uur naar bed. Geen minuut te laat of je moest het de hele dag zonder eten stellen. Het instrument voor de zweepslagen was een korte stok voor de jongere kinderen en een leren zweep voor kinderen boven de vijf, hoewel ik lang voordat ik die benijdenswaardige leeftijd had bereikt kennismaakte met het leer.