kunstwat jes. ZE zijn naar zo'n idiote. kunstgalerie poëzie-iets gegaan...'
'THe NEXT THING?' roep ik in zijn oor, in de hoop hem permanent doof te maken.
'ja, die bedoel ik. stel oude wijven in zwarte colletjes die van die geïmporteerde koffie drinken...'
'BEDANKT!' En ik ben weg.
Ik sta buiten in de koude lucht en kijk opgelucht hoe de uitsmijter het touw losmaakt. Ik pak mijn portefeuille en inventariseer. Oké, ik haal het wel in den minuten, dan bespaar ik het geld, maar deze schoenen zijn...
'Hallo!' Ik kijk op en zie... mezelf, in een flanellen pyjama op de bank van Charlene, waar ik samen met George naar een verstandige documentaire zit te kijken. 'Hallo! Mag ik even iets zeggen? Je bent vanmorgen om half zes opgestaan. Heb je vandaag eigenlijk wel een volledige maaltijd achter de kiezen? Wanneer was de laatste keer dat je een glaasje water dronk, en je voeten sterven duizend doden.'
'Nou en?' vraag ik aan mezelf, terwijl ik me hijgend over Spring Street haast.
'Nou, je bent moe, je bent dronken, en als ik het mag zeggen, je ziet er niet zo best uit. Ga naar huis. Zelfs als je hem vindt—'
'Luister, flanel dragende, Chinees etende, zielige bankmadelief, jij zit thuis in je uppie. Ik ken dat alleen druis zitten, ja? Daar hoef je me niets over te vertellen. Ik kan niet helemaal inademen door die leren broek, en er snoert een stuk kant tussen mijn billen - maar ik verdien dit afspraakje! Dit afspraakje gaat door omdat ik nog steeds schmink achter mijn oren heb. Ik heb het verdiend! Stel dat ik hem nooit meer vind. Stel dat hij mij nooit vindt? Natuurlijk wil ik thuis zitten, wil ik op de bank zitten, maar ik wil eerst die vent! Ik kan de rest van mijn leven nog tv kijken!'
'Ja, maar je lijkt me niet al te—'
'Nee, natuurlijk niet! Wie wel midden in de nacht? Daar gaat het niet om! Het moet lukken. Hij moet me in mijn leren broek zien - hij mag niet, maar dan ook echt niet vannacht naar bed gaan met het beeld van mij in een monsterlijk, paars Teletubbie-pak! Geen discussie mogelijk. Welterusten.'
Nog vastberadener loop ik Mercer op en steven op de uitsmijter af- een galerie met een uitsmijter, breek me de bek niet open.
'Sorry, dame. We hebben een besloten feest vanavond.'
'Maar... maar... maar ik...' Ik sta met mijn mond vol tanden.
'Sorry, dame.' En daar kan ik het mee doen.
'Taxi.' Ik biets een sigaret van de chauffeur en blaas uit, terwijl de stad in omgekeerde volgorde aan me voorbij flitst. Eerlijk, ik denk dat als ik later op mijn leven terugkijk, mijn jaren voor in de twintig één grote taxirit zullen lijken.
Ik bedoel maar, als je een afspraakje met mij wilt maken, probeer dan eens ergens langer dan vijf minuten te blijven!
Ik tik de as uit het raam. Het is het hele Grabbeltonsyndroom - voor jongens uit New York City is Manhattan een grabbelton. Waarom zou je je vastprikken op één plek als het een eindje verderop nog hipper is? Waarom zou je je vastleggen aan één fotomodel als er elk moment een betere/langere/slankere binnen kan komen?
Dus om te vermijden dat ze een keuze moeten maken, een beslissing moeten nemen, leggen die jongens zich erop toe chaos te creëren. Hun leven wordt geregeerd door de bizarre behoefte dat ene gelukkige toeval na te jagen. Het is altijd 'We zien wel wat er gebeurt.' En in Manhattan kan bet best wel eens zijn dat je Kate Moss om vier uur 's morgens tegenkomt.
Dus, als ik hem 'toevallig' drie weekenden achter elkaar tegenkom, dan zou ik zijn vriendin kunnen worden. Het probleem is dan dat door hun ontzag voor anarchie de gelukkigen die 'toevallig' een relatie met hen krijgen, gedwongen zijn om de planners te worden - anders gebeurt er 'toevallig' niets. We worden hun moeder, hun reisleider, hun nanny. En daarna varieert het van HS die zich niet de hele avond op één plek kan vastpinnen, tot Mr X die altijd te laat, te vroeg of er helemaal niet is.
Ik neem een hijs van mijn geleende Parliament en denk aan Lion King-kostuums, visnetten, leren broeken en de uren denkwerk die in deze nacht zijn gaan zitten. De taxi stopt op de Ninety-third Street en ik vis het laatste verkreukelde briefje van twintig uit mijn portefeuille. Als de taxi wegrijdt, lijkt de stad opeens heel stil. Ik sta even stil op de stoep - de lucht is bijtend koud, maar dat is lekker. Ik ga op de trap van mijn flatgebouw zitten en kijk naar de zwakke lichtjes van Queens die aan de overkant van de East River naar me knipogen. Ik wou dat ik nog een sigaret had.
Ik loop naar boven, trek mijn broek uit, trap mijn schoenen uit, pak water, een pyjama, George. En op de zesde verdieping van het betonnen stekelvarken dat New York City is, zit Mrs X nog klaarwakker in de fauteuil naast het beige bed te kijken hoe het dekbed bij elke snurk op en neer gaat, terwijl ergens anders Miss Chicago haar visnetten afstroopt en alleen in bed stapt.
Deel twee
Winter