‘Wat is dan genoeg, Gideon?’
Zijn kaak werd strak. Hij zette zijn borst uit met een diepe ademhaling. ‘Ze geloofde me niet.’
Ik bleef stilstaan en draaide me om om hem aan te kunnen kijken. ‘Heb je haar verteld wat er met je was gebeurd? Had je dat verteld en geloofde ze je toen niet?’
Zijn blik was over mijn hoofd heen op de verte gericht. ‘Dat maakt nu niet meer uit. Het is al lang geleden.’
‘Wat een flauwekul. Het maakt wel uit. Het maakt heel veel uit.’ Ik was woedend voor hem. Woedend dat een moeder haar taak niet had vervuld en niet achter haar kind was gaan staan. Woedend dat Gideon dat kind was geweest. ‘Ik wil wedden dat dat ontzettend veel pijn doet.’
Zijn blik gleed omlaag naar mijn gezicht. ‘Kijk nou eens hoe kwaad je bent. Ik had niks moeten zeggen.’
‘Je had het eerder moeten zeggen.’
De spanning in zijn schouders werd minder en zijn mond vertrok van berouw. ‘Ik heb je helemaal niks verteld.’
‘Gideon...’
‘En jij gelooft me natuurlijk wel, engel. Jij hebt met mij in één bed moeten slapen.’
Ik nam zijn gezicht in mijn handen en staarde intens in zijn ogen. ‘Ik geloof jou.’
Zijn gezicht werd heel even verwrongen van de pijn voordat hij me oppakte in een grote omhelzing. ‘Eva.’
Ik sloeg mijn benen rond zijn middel en mijn armen om zijn schouders. ‘Ik geloof je.’
Toen we weer bij het huis aankwamen, ging Gideon de keuken in om een fles wijn open te maken. Ik bestudeerde de boekenkast in de woonkamer en moest lachen toen ik het eerste deel van de serie boeken tegenkwam waar ik hem over verteld had, het boek waar ik zijn bijnaam kanjer had uitgehaald.
We gingen op de bank liggen en ik las hem voor terwijl hij afwezig een beetje met mijn haar speelde. Sinds onze wandeling was hij in een nadenkende bui en zijn gedachten leken heel ver weg. Dat vond ik niet erg. We hadden elkaar de afgelopen dagen veel gegeven om over na te denken.
Toen het vloed werd, kwam het water inderdaad tot onder het huis, wat een geweldig geluid en een zelfs nog mooier gezicht was. We stapten de veranda op en keken hoe het water opkwam en weer terugstroomde, waardoor het huis een eiland in de branding werd.
‘Laten we marshmallows met chocola roosteren,’ zei ik, terwijl ik over de balustrade leunde en Gideon om me heen stond. ‘Op dat draagbare vuurplaatsje.’
‘Ik wil de gesmolten chocola van je lichaam aflikken.’
Ja graag... Ik plaagde hem: ‘Brandt dat dan niet?’
‘Niet als ik het goed doe.’
Ik draaide me om om hem aan te kijken en hij pakte me op en zette me op de brede balustrade. Toen stapte hij tussen mijn benen en omhelsde me bij mijn heupen. Er was een prachtig vredige sfeer nu het schemerde. We zonken er allebei in weg. Samen met het avondbriesje liet ik mijn handen door zijn haar gaan.
‘Heb je nog met Ireland gesproken?’ vroeg ik. Ik dacht aan zijn halfzus, die net zo beeldschoon was als zijn moeder. Ik had haar ontmoet op een feestje van Vidal Records en het werd me al heel snel duidelijk dat ze smachtte naar een woord van, of nieuws over haar oudste broer.
‘Nee.’
‘Wat vind je ervan om samen met haar te komen eten als mijn vader bij me is?’
Gideon kantelde zijn hoofd opzij terwijl hij me onderzoekend aankeek. ‘Je wilt een zeventienjarige uitnodigen voor een etentje met je vader en mij?’
‘Nee, ik wil dat jouw familie mijn familie leert kennen.’
‘Ze verveelt zich toch alleen maar.’
‘Hoe weet jij dat nou?’ ging ik tegen hem in. ‘Hoe dan ook, ik denk dat je zus je aanbidt. Zolang jij maar aandacht aan haar besteedt, weet ik zeker dat ze het fantastisch zal vinden.’
‘Eva.’ Hij zuchtte en was duidelijk geërgerd. ‘Wees toch realistisch. Ik heb geen flauw idee hoe ik een tienermeisje bezig moet houden.’
‘Ireland is toch niet zomaar een meisje? Ze is...’
‘Dat had ze net zo goed wel kunnen zijn!’ Hij keek me stuurs aan.
Toen begon het me te dagen. ‘Jij bent bang voor haar.’
‘Ja hoor. Kom nou toch,’ spotte hij.
‘Dat ben je wel. Ze maakt je doodsbenauwd.’ En ik vroeg me af of het iets te maken had met haar leeftijd, of met dat ze een meisje was.
‘Wat heb jij toch?’ klaagde hij. ‘Waarom hou je je zo met Ireland bezig? Laat haar met rust.’
‘Ze is de enige familie die je hebt, Gideon.’ En ik was bereid om achter mijn keuze te gaan staan. Zijn halfbroer Christopher was een eikel en zijn moeder verdiende het niet om hem in haar leven te hebben.
‘Ik heb jou toch!’
‘Schatje.’ Ik zuchtte en sloeg mijn benen om hem heen. ‘Inderdaad, je hebt mij. Maar er is in je leven toch wel ruimte voor meer mensen die van je houden?’