Home>>read Crossfire - 2 Begeerd door jou free online

Crossfire - 2 Begeerd door jou(48)

By:Sylvia Day


‘Geef me eens een glas van wat jij drinkt.’ Hij strekte zijn arm langs me heen en pakte het menu dat ik op de bar had neergelegd. ‘Ik bestel wel. Wat wil jij?’

Het was een opluchting om naar de kast te kunnen lopen waar de wijnglazen stonden. ‘Soep. Met stokbrood.’

Terwijl ik de kurk van de fles merlot haalde die ik op de bar had laten staan, hoorde ik hem de delicatessenwinkel bellen en een bestelling plaatsen, met die ferme, raspende stem van hem die ik al fantastisch vond vanaf het moment dat ik hem voor het eerst hoorde. Hij bestelde tomatensoep en kip met noedels, waardoor ik een pijnlijke spanning in mijn borstkas voelde. Zonder dat ik het hem had gezegd, had hij besteld wat ik wilde. Het was een van de vele dingen die altijd weer bij elkaar kwamen en die me altijd het gevoel gaven dat we waren voorbestemd om samen op dezelfde plek te eindigen. Als we dat ooit haalden.

Ik gaf hem het glas dat ik voor hem had ingeschonken en keek hoe hij een slok nam. Hij zag er vermoeid uit en ik vroeg me af of hij net als ik de hele nacht op was gebleven.

Hij liet het glas zakken en likte de wijn die nog aan zijn lippen hing, af. ‘Ik ging naar jouw huis om je te zoeken. Ik neem aan dat Cary je dat wel heeft verteld.’

Ik wreef over de pijnlijke plek op mijn borstkas. ‘Het spijt me... van dit en...’ Ik gebaarde naar wat ik aanhad. ‘Hè verdomme. Ik heb dit niet goed aangepakt.’

Hij leunde achterover tegen de bar en legde zijn enkels over elkaar. ‘Ga verder.’

‘Ik dacht dat je thuis zou zijn. Ik had eerst even moeten bellen. Toen je niet thuis was, had ik gewoon een andere keer moeten komen in plaats van me hier zo te installeren.’ Ik wreef in mijn prikkende ogen. ‘Ik... ik weet niet zo goed wat er allemaal gebeurt. Ik ben niet helemaal helder.’

Hij zette zijn borstkas uit met een diepe ademhaling. ‘Als je zit te wachten tot ik het met je uitmaak, kun je daar nu wel mee ophouden.’

Ik pakte het keukeneiland beet voor een beetje steun. Is dit het dan? Moet het dan zo eindigen?

‘Ik kan het niet,’ zei hij ronduit. ‘Ik kan niet eens zeggen dat ik je zal laten gaan, als dat is waar je voor gekomen bent.’

Wat? Ik fronste mijn wenkbrauwen. Ik begreep er niets van. ‘Maar je liet je sleutel bij mij achter.’

‘Die wil ik terug.’

‘Gideon.’ Ik deed mijn ogen dicht en de tranen stroomden over mijn wangen. ‘Je bent een sukkel.’

Ik liep weg naar mijn slaapkamer, met een snelle, beetje wiebelige pas die niets te maken had met het kleine beetje wijn dat ik ophad.

Ik stond op het punt mijn kamer in te gaan toen hij me bij mijn elleboog greep.

‘Ik zal je niet naar binnen volgen,’ zei hij kortaf, en hij boog zijn hoofd naar mijn oor. ‘Dat heb ik je beloofd. Maar ik wil je vragen of je hier blijft en met me praat. Luister in elk geval naar me. Je bent hier helemaal naartoe gekomen...’

‘Ik heb iets voor je.’ Ik vond het moeilijk om de woorden uit mijn gespannen keel te krijgen.

Hij liet me gaan en ik liep snel naar mijn handtas. Daarna keek ik hem aan en vroeg: ‘Maakte je het uit toen je de sleutel op mijn bar legde?’

Hij strekte zich uit in de deuropening. Hij hield zijn handen boven zijn schouders en zijn knokkels waren wit van de kracht waarmee hij de deurlijst vastgreep, alsof hij zich er lichamelijk van weerhield om me te volgen. Die houding liet zijn lichaam prachtig uitkomen. Al zijn spieren waren mooi zichtbaar en de heupband met het koord erin liet zijn broek nog net aan zijn heupbotten hangen. Ik begeerde hem met elke ademhaling.

‘Ik dacht niet zo ver vooruit,’ biechtte hij op. ‘Ik wilde alleen maar dat je je veilig zou voelen.’

Ik kneep harder in het object dat ik in mijn hand had. ‘Daar heb je mijn hart mee uitgerukt, Gideon. Je hebt geen idee wat het met me deed om die sleutel daar te zien liggen. Hoeveel pijn dat deed. Geen flauw idee.’

Hij kneep zijn ogen dicht en boog zijn hoofd. ‘Ik heb er niet goed over nagedacht. Ik dacht dat ik er goed aan deed...’

‘Ach, sodemieter op. Sodemieter toch op met je stomme hoffelijkheid of waar je in godsnaam ook dacht dat je mee bezig was. Wil je dat nooit meer doen?’ Mijn stem werd scherp. ‘Ik zal je één ding vertellen, en ik meen het zoals ik nog nooit iets gemeend heb: als je me ooit mijn sleutels weer teruggeeft, is het afgelopen tussen ons. Dan is er geen weg meer terug. Heb je dat begrepen?’

‘Ja, dat begrijp ik. Maar ik weet niet of jij het zelf wel begrijpt.’

Mijn adem kwam er bibberend uit. Ik liep op hem af. ‘Geef me je hand.’

Zijn linkerhand bleef op de deurpost rusten, maar zijn rechterhand liet hij zakken en die stak hij naar me uit.

‘Ik heb je nooit de sleutel van mijn huis gegeven: die heb je gewoon gepakt.’ Ik pakte zijn hand met beide handen vast en legde mijn presentje op zijn handpalm. ‘En daarom geef ik je hem nu.’