Waarvoor gaat hij eigenlijk nog naar die pokkenkwekerij? Hij wil weg, voor het te laat is en hij erin is geluisd. Het zweet breekt hem aan alle kanten uit. Verdomme, dit is het laatste wat hij wil met zijn leven. Al die wijven zijn hetzelfde. Deze week maakt hij nog vol en dan vraagt hij aan Rafaël zijn poen en smeert hij ’m. In geen tijden heeft hij zich zo beroerd gevoeld.
Hij zet zijn fiets voor de kwekerij en gaat meteen aan het werk.
‘Ook goedemorgen,’ zegt Oswin.
‘Sorry, ik heb mijn dag niet,’ zegt Jelle. Hij trilt over zijn hele lichaam. Hij merkt wel dat Oswin naar hem kijkt, maar dat kan hem geen bal schelen. Hij denkt er maar het zijne van.
Esther en Rafaël komen binnen om goedemorgen te zeggen. Jelle ziet dat Oswin naar hen kijkt. Het lukt hem nog om te verven ook. Hij heeft nog nooit zo hard gewerkt, maar hij zegt niks. Gelukkig houdt Oswin ook zijn mond. Jelle blijft hem een toffe gast vinden.
Hij wordt al wat rustiger als de dag vordert. Maar als ze aan de picknicktafel zitten, krijgt hij het ineens Spaans benauwd. Hij staat op en loopt naar de achterkant van de kwekerij. Hij voelt zich duizelig en gaat tegen een muurtje zitten. Een paar minuten later zit Esther naast hem.
‘Jelle.’ Ze pakt zijn hand. ‘Waar wacht je nog op? Hoe duidelijk moet het worden voordat jij wilt toegeven waar je ware geluk ligt?’
‘Ik heb er een puinhoop van gemaakt.’ Jelle slaat zijn handen voor zijn gezicht. ‘Nou moet ik nog janken ook… Ik verlies iedereen, ik kap met alles.’
‘Goed zo, laat het maar toe,’ zegt Esther. ‘Dit is alleen maar goed. Laat los, eerst moet je alles loslaten, dan komt de bevrijding.’ Ze legt een hand in zijn nek.
‘Je weet het heel goed, je weet waar je hoort, waar je thuis is: bij ons. We hebben dit allemaal doorgemaakt. Je had Oswin moeten zien toen hij bij ons kwam. Het gaat stukken beter met hem sinds hij het pad volgt.’
‘Ik weet niet meer hoe het verder moet,’ zegt Jelle snikkend.
‘Je hoeft het ook niet te weten. Bij ons ben je nooit meer alleen en je hoeft geen keuzes meer te maken. Dat doet Jonathan voor je. Jelle, ik zag het meteen aan je, je bent een van ons. Je moet geleid worden, laat je dan ook leiden en verzet je niet langer. Wat heeft het je opgeleverd, al die inspanning? Niets dan pijn.’
‘Ik zit er helemaal doorheen,’ zegt Jelle en hij veegt zijn neus af aan zijn mouw. Ineens staat hij op en hij kijkt paniekerig om zich heen. ‘Ik wil scoren.’
‘Geef mij een kans.’ Esther pakt hem bij de arm. ‘Ga naar Jonathan, oké?’
‘Ik ben een megaloser,’ zegt Jelle wanhopig.
‘Kom maar.’ Ze duwt hem in de richting van de picknicktafel. ‘Rafaël brengt je.’
Tien minuten later zit Jelle naast Rafaël in de bestelbus. Hij voelt zich een verrader, want diep in zijn hart weet hij dat hij niet naar de Ark gaat om Elise te ontmoeten. Naomi heeft alle hoop op hem gevestigd, maar hij is er helemaal niet meer mee bezig. Hij wil Jonathan nog eens zien, en niet alleen uit nieuwsgierigheid. Hij wil weten of Jonathan weer zoveel bij hem zal oproepen. Nog nooit heeft iemand dat bij hem teweeggebracht. Hij wil het opnieuw beleven.
Rafaël geeft hem een klapje op zijn schouder. ‘Het is goed dat je meegaat, dat je toegeeft aan je verlangen.’
‘Welk verlangen?’
‘Je verlangen naar rust, een thuis, ware liefde.’
Jelle herkent zichzelf niet terug. Vroeger zou hij gedacht hebben: waar heeft die gast het over? Maar nu verlangt hij naar meer; hij heeft honger naar meer! Hij wil meer horen, meer voelen, en gek genoeg is hij niet bang.
‘We zijn er!’ Rafaël parkeert zijn bus voor de Ark. Hij neemt Jelle mee naar binnen. ‘We kijken of Jonathan in de gebedsruimte is.’ Hij doet de deur voorzichtig open. Jonathan staat te praten met de priesteressen.
‘Jelle heeft hulp nodig,’ zegt Rafaël. ‘Mag ik hem aan u toevertrouwen?’
Jonathan wenkt dat Jelle verder mag komen. Als de priesteressen en Rafaël zijn vertrokken, kijkt hij Jelle aan. ‘Ik moest eigenlijk weg voor een korte reis,’ zegt hij, ‘maar ik ben gebleven om jou te ontvangen, mijn zoon. Je hebt het enige gedaan wat goed voor je is en je uit je lijden verlost. Je hebt gehoor gegeven aan Gods roep. Hier bij ons, waar de stem van God tot in elke porie van je lichaam doordringt, zul je eindelijk tot rust komen. Hier ben je veilig.’
Jonathan pakt het ijzeren kruis van het altaar en houdt het voor Jelle. ‘Door de kracht van dit kruis zullen alle demonen die zich in je lichaam en je geest hebben vastgezet oplossen. Jij verdient beter dan het leven vol pijn dat je tot nu toe hebt geleid.’
Jelle voelt een enorme rust over zich heen komen, een kalmte die hij niet meer heeft gevoeld sinds zijn vaders vertrek.