‘Grappig, ik heb een tijd achter de bar gestaan in de Apotheek,’ zegt Jelle.
‘Ik zat altijd aan de andere kant van de bar,’ zegt Oswin. Hij vult een paar gaten met Alabastine. ‘Nou ja, zat… Zeg maar gerust dat ik altijd aan de bar achter een biertje hing.’
‘Had je geen werk?’ Jelle mag Oswin. Hij is zo zichzelf, geen opschepper of zo.
‘Ik had altijd en nooit werk. Het klinkt gek, maar ik kon nooit werken. Ze konden me best ergens aan het werk zetten, dondert niet wat, maar ik werd gek.’
‘Dat gevoel ken ik,’ zegt Jelle verrast, ‘dat je je opgesloten voelt, bedoel je.’
‘Exact,’ zegt Oswin. Hij verschuift het trapje, zodat hij bij het andere kozijn kan. ‘Wat een ellende. En daarna maar weer alles wegzuipen. Eén grote misère. Wil je geloven dat ik heel vaak heb gedacht dat ik in de goot zou eindigen? Het is ook bijna gebeurd.’
Jelle is onder de indruk. Het is voor het eerst in al die jaren dat hij iemand ontmoet die zich net zo rot voelt als hij en er nog normaal over durft te praten ook.
‘Nou ja,’ zegt Oswin, ‘dat is nu gelukkig voorbij.’
‘Heb je een vrouw ontmoet?’ vraagt Jelle.
‘Nee,’ zegt Oswin. ‘Ik had wel een lieve vriendin. Door haar ben ik een tijdje van de drank af geweest. Ik was best gek op haar, maar ik heb het toch weer verkloot. Alcohol, hè? Ook al was ik dol op haar, ik moest toch mijn eigen leven leiden. En wat doe je dan als je het niet aankunt? Aan de zuip.’
Daar is Jelle dus ook bang voor: dat hij ooit weer terugvalt. Hij is dol op Naomi, anders stond hij hier niet te verven, maar die onrust! Hij komt er niet vanaf.
De verf van de deur is eraf. Hij pakt een blik grondverf. Hij zou zo graag weten wat Oswin eraan heeft gedaan. Hij zei dat het voorbij was. Hoe heeft hij dat geflikt? ‘Ben je soms in therapie geweest?’
‘Luister,’ zegt Oswin. ‘Ik ben overal geweest. Noem maar een afkickkliniek en ik heb er gezeten. Ik heb ook medicijnen geslikt. Dat hielp wel, maar toen ik moest afbouwen, was ik terug bij af. Je lost het niet zomaar op. Ik had een klotejeugd. Mijn vader was al weg voor onze geboorte. Ik ben er een van een tweeling. Mijn moeder kon niet voor ons zorgen. We werden uit elkaar gehaald, ieder naar een ander pleeggezin. Ik zal je de rest van de ellende besparen – pleeggezin in, pleeggezin uit. In elk geval, mijn tweelingbroer is helemaal naar de klote gegaan, die heeft zich verhangen.’
‘En nu gaat het met jou goed?’ Jelle moet het weten.
Oswin keert zich naar hem toe. ‘Zie je het niet aan me? Ik geniet weer, ik voel me als herboren. Ik bén herboren. Vroeger had Rafaël me dit niet hoeven vragen. Ik was niet komen opdagen óf ik was er na een halfuur mee gekapt. En kijk nu eens? Ik sta hier met plezier, met een gezellige gast naast me. Toppie!’
‘Maar wat heb je dan gedaan dat je je nu zo goed voelt? Wat is er gebeurd?’
Oswin lacht. Hij doopt zijn kwast in de verfpot. ‘Tja, wat is er gebeurd… Heel veel. Normaal gesproken praat ik hier niet over. Mensen snappen het niet, of ze denken dat ik gek ben.’
‘Ik oordeel niet zo snel,’ zegt Jelle.
‘Wil je het echt weten?’ Oswin kijkt hem aan. ‘God heeft mij gered.’
Jelle moet daar wel even van bijkomen. Oswin is dus ook in God. Dat had hij dus nooit gedacht. Het is zo’n een toffe gast. Als hij hem in de kroeg was tegengekomen, zou hij zo een boom met hem opzetten. In de Apotheek kwamen zoveel van dat soort jongens als Oswin, van die gasten die heel open zijn, types met wie je heel makkelijk contact maakt. En nou blijkt dat hij bij een of andere sekte hoort! Hij kijkt naar Oswin, die fluitend de kozijnen in de grondverf zet. Hoe is het mogelijk? Heeft hij nou totaal geen mensenkennis, of hoe zit het?
Ineens beseft hij wat een mazzel hij heeft. Mooier kan toch niet? Oswin zit dus dicht bij het vuur. Aan Rafaël heeft hij voorlopig niets, die werkt de komende dagen met Esther samen. Als hij het slim aanpakt, kan hij heel wat over de Ark te weten komen. Esther woont vast ook in de Ark. Hij zit ermiddenin.
Hij moet wel heel goed opletten dat hij zich niet verspreekt. Dit is zijn kans, die moet hij grijpen. Hij moet elke stap met beleid zetten, en niet zomaar uit zijn nek lullen omdat hij leuk voor de dag wil komen. Hij hoeft hier niet te scoren, hij heeft een missie, daarvoor staat hij hier die schuur te verven. Hij kent zichzelf; hij wil zo graag aardig worden gevonden. Dat is zijn valkuil, zijn hele leven al, maar daar moet hij nu niet in trappen. Hij heeft er al genoeg ellende door gehad. Nu gaat het om Naomi. Hij wil dit graag voor haar doen, en zoals het er nu uitziet zou het weleens kunnen lukken. Zou het hem dan eindelijk eens meezitten? Naomi moest eens weten! Hij heeft zin om haar te bellen en loopt een eindje weg.