Naomi wil Jelle bellen als hij met een stralend gezicht binnenkomt. ‘Er lag een briefje op mijn kamer. Er is werk voor me bij de Dokter, dat hippe café in de Pijp. Ik ga er vanavond meteen heen.’
‘Ik heb ook een brief gekregen.’ Naomi pakt hem van de tafel en duwt de brief in Jelles hand.
Jelle begint te lezen. Even later kijkt hij Naomi ontzet aan. ‘Wat is dit nou opeens voor bizars?’
‘Niet opeens,’ zegt Naomi. ‘Ik heb het alleen niet in de gaten gehad, met mijn stomme kop. Die Rafaël heeft haar geïndoctrineerd, al vanaf die tuinenlezing, en nu heeft hij zijn slag geslagen, nu ik weg was. Reken maar dat hij dag en nacht op haar heeft ingepraat. En ik maar denken dat ze verliefd waren. Ik heb die engerd nog vriendelijk te woord gestaan. Ik heb nog met hem gepraat. Ik had hem het huis uit moeten meppen. Ze is weg, Jelle, mijn zus is weg!’
‘Daar laat je het toch niet bij!’ zegt Jelle. Hij leest de brief nog een keer over.
‘Natuurlijk laat ik het er niet bij. Ik ga erheen, ik haal haar daar weg! Of ze wil of niet, ik neem haar gewoon mee. Dit soort sektes is levensgevaarlijk. Je wordt er gebrainwasht. Ik ril er altijd van als ik zoiets lees, en nu zit mijn eigen zus daar. Ik ga ernaartoe!’
‘Waarnaartoe?’
‘Ja, wat denk je nou? Naar de Ark natuurlijk. Dat schrijft ze toch?’
‘Weet je dan waar dat is?’
‘Daar kom ik wel achter.’ Naomi zet haar laptop aan en googelt ‘de Ark’. Mijn god, ze had zich haar terugkomst wel anders voorgesteld.
‘Hebbes! De Ark, Jacobskapel. Een centrum voor geloof in Slotervaart.’
‘Dat is alleen een soort kerk,’ zegt Jelle. ‘Jij zoekt een sekte. Ze wonen daar.’
Naomi googelt ‘sekte’, maar ze komt geen stap verder. ‘Verdomme!’ Ze springt gefrustreerd op. ‘Het is toch te gek! Ik weet niet eens waar mijn eigen zus uithangt. Hoe kan ze nou zomaar weggaan zonder een adres achter te laten? Stel je voor dat er iets met onze moeder gebeurt, dan kan ik haar niet eens bereiken. Misschien moet ik naar de politie. Valt dit niet onder vermiste personen of zo?’
‘Ik denk niet dat die je verder kunnen helpen,’ zegt Jelle, die achter de laptop is gekropen en naar het adres van de Ark zoekt. ‘Ze is er vrijwillig heen gegaan. Daar bemoeien ze zich niet mee. Bel die Rafaël.’
‘Had ik zijn nummer maar,’ zegt Naomi.
‘Wacht even,’ zegt Jelle, ‘is er niemand die Rafaël kent en van wie je wel gegevens hebt?’
‘In de Ooievaar, dat clubhuis, daar moeten ze het weten,’ zegt Naomi ineens. ‘Daar heeft hij die lezing gehouden. Ik heb Elise nog meegenomen, zodat ze iemand vond. Zo zie je maar weer, ik had het nooit moeten doen. Ze worden bedankt daar. Weten ze wel wie ze in huis hebben gehaald? Ik ga er meteen naartoe.’
‘Ik ga met je mee,’ zegt Jelle.
‘En je baantje dan? Dat is ook belangrijk, dit kan ik zelf wel. Ik hou je op de hoogte.’ Naomi heeft haar jas al aan.
Een paar minuten later fietst ze de straat uit. Vanochtend zat ze nog in Barcelona. Het lijkt heel lang geleden. Gelukkig hoeft ze niet ver. Als er maar iemand is, misschien zijn ze in de zomer gesloten. Maar als ze aan komt rijden, ziet ze de deur openstaan. Ze zet haar fiets neer en gaat naar binnen. De jongen achter de bar herkent ze van de vorige keer.
‘Je moet me helpen,’ zegt ze. ‘Ik ben hier in mei geweest met mijn zus voor een lezing over tuinieren – wilde tuinen, was het, geloof ik. Ik weet het niet eens meer precies, maar door die lezing ben ik nu mijn zus kwijt.’
‘Sorry?’ De jongen kijkt haar niet-begrijpend aan.
‘Ik moet het telefoonnummer hebben van die gast. Rafaël, heet hij. Weet je wel wat dat voor type is? Hij ronselt mensen voor een of andere sekte in de Ark.’
‘Rafaël is een heel aardige man,’ zegt de jongen doodkalm.
‘Aardig? Een engerd, zul je bedoelen. Hij heeft hier met mijn zus aangepapt en haar gehersenspoeld, en nu zit ze ook in die sekte. Die gast is levensgevaarlijk en die halen jullie zomaar binnen, zonder te checken.’
‘Shit,’ zegt de jongen. ‘Ik wist niet dat Rafaël zo bezig was.’
‘Waar zit die Ark?’ vraagt Naomi.
‘Geen idee,’ zegt de jongen. ‘Dat moet Rafaël je kunnen vertellen. Ik zal voor je kijken of ik zijn nummer kan vinden.’ Hij kijkt in de computer. ‘Ah, hier heb ik het.’ Terwijl hij het nummer opleest, zet Naomi het in haar mobiel. Ze loopt bij de bar vandaan en belt het nummer.
‘Rafaël.’
‘Je spreekt met de zus van Elise. Je snapt zeker wel waar ik voor bel? Je hebt mijn zus gebrainwasht. Ik wil weten waar ze zit, ik moet naar haar toe.’