Elise zuigt zijn woorden in zich op.
‘Nu je hier vlak voor me staat, voel ik ook angst. Angst voor overgave aan het Goddelijke. Angst voor de weg naar geluk die je al zo lang hebt vermeden. Angst om het vertrouwde, ook al bestaat het uit pijn, angst om los te laten, om plaats te maken voor eeuwigdurend geluk. Ik zal hier hardop voor je bidden, zodat je de kracht zult vinden om de pijn achter je te laten. Kniel maar en vouw je handen.
Heer de Verlosser, ik, Jonathan, degene die U met Uw almachtige wijsheid hebt uitgekozen, en die U de naam Jonathan hebt gegeven en de kracht hebt gegeven om wezens als ik op het pad naar U te begeleiden, ik vraag U deze jonge vrouw die nu voor me staat te sterken om Uw pad zonder omkijken af te leggen, zodat ze in Uw eeuwigdurende zaligheid mag verkeren. Amen.’
Elise zit daar geknield, met haar handen gevouwen. Ze voelt de tranen over haar wangen rollen. ‘Ik wil het ook,’ zegt ze. ‘Diep vanbinnen voel ik dat ik dit wil.’
‘Dit is jouw weg.’ Jonathan legt een hand op haar hoofd. ‘Heb vertrouwen, mijn kind. Je zult je met je hele hart aan God moeten geven. Onthoud goed, er is niemand die je dwingt. Je bent vrij om te gaan.’
Een paar dagen later staat Elise in haar tuin. Ze heeft zich in geen tijden zo goed gevoeld. Ze slaapt zelfs weer en de paniek is niet meer terug geweest. Ze ziet er ook veel beter uit, zag ze vanochtend in de spiegel. Haar ogen staan weer rustiger en helder.
Volgende week moet ze zich bij de bedrijfsarts melden, en waarschijnlijk stuurt hij haar weer naar haar werk. Dan mag Arnold haar ontslaan. Raar is dat, maar ze is er rustig onder.
Ze loopt langs het paadje en raapt een uitgebloeide roos op. Straks komt Rafaël. Ze vraagt zich af of het wel zin heeft dat hij verdergaat met het ontwerp van de tuin. Stel je voor dat ze echt weggaat, dan is het zonde dat ze nog zoveel geld aan de tuin uitgeeft. Rafaël doet het gratis, maar ze zal de bloemen, struiken en de bestrating toch moeten betalen. Ze vindt het ook niet fair tegenover Rafaël, die al het werk voor niks doet. De hele tuin is omgespit, maar ze kunnen de boel aanharken en gras zaaien.
Sinds haar laatste ontmoeting met Jonathan kan ze aan niets anders dan de Ark denken. Ze beseft zelf ook wel dat het een heel grote stap zou zijn om daar te wonen. Soms twijfelt ze ineens, maar als ze dan aan Jonathan denkt, aan zijn liefde en aan het vertrouwen dat hij uitstraalt, wordt ze meteen rustig. Ze gaat in elk geval geen overhaaste beslissing nemen, maar het is beter om de tuin voorlopig zo te houden tot ze weet wat ze gaat doen.
Elise is bezig koffie te zetten als Rafaël komt aanrijden.
‘Hi,’ zegt hij en hij loopt meteen door naar de tuin. Elise loopt met de koffie achter hem aan. Rafaël staat voorovergebogen. ‘Ik zie hier toch nog een wortel van een berenklauw. Die moet weg, anders staat het zo weer vol.’ Hij rukt hem eruit.
Elise leunt tegen het tuinhek aan. ‘Ik twijfel of we de tuin moeten afmaken,’ zegt ze.
Rafaël kijkt verrast op. ‘Ik hoorde dat je nog een paar keer op de Ark bent geweest. Dat is een goed teken.’ Hij zet een kever die op zijn rug ligt rechtop. ‘Het gaat precies zo met jou als het mij is vergaan. Ik had ook twijfels, maar toch werd ik ernaartoe getrokken.’
Elise roert in haar koffie. ‘Mijn hele leven staat op zijn kop, maar het is wel een prettig gevoel. Ik zit alleen met mijn familie. Hoe doe jij dat?’
Rafaël zet zijn lege kopje op een steen. ‘Dat we ons oude vertrouwde leven moeten loslaten vinden we allemaal moeilijk. Maar je bent ze niet kwijt, want je neemt ze mee in je hart.’
Elise loopt door de tuin. Ineens draait ze zich om. ‘Ik help mijn broer elk weekeind op de boerderij.’ Ze trekt een graspolletje tussen de tegels uit.
‘Je zegt het zelf: je helpt je broer.’ Rafaël loopt naar haar toe. ‘Als jij bij Jonathan bent en je verbindt je met God, kun je veel meer voor je broer betekenen. Als jij het vraagt, zal God je dierbaren beschermen.’
Augustus 2011
Elise
Elise is op weg naar kantoor. De bedrijfsarts had haar drie weken geleden beter verklaard en toen heeft ze meteen haar vakantie opgenomen. Maar ze had net zo goed geen vakantie kunnen opnemen. Achteraf was het alleen maar uitstel van executie. Ze had totaal geen vakantiegevoel. Ze liep maar te piekeren over de Ark. Een halfjaar geleden wist ze niet eens van het bestaan af, maar sinds Rafaël haar daar heeft geïntroduceerd, heeft ze nergens anders meer aan gedacht. Het heeft haar hele leven op zijn kop gezet. Gelukkig kon ze er heel goed met Rafaël over praten en ze is er ook verschillende keren geweest, maar ze heeft nog geen beslissing genomen.
‘Je hoort hier,’ zeiden de priesteressen steeds als ze langskwam. Eerlijk gezegd voelt ze dat zelf ook zo, maar ze kan haar familie niet in de steek laten. Nee, het is het best als ze gewoon verdergaat met haar leven en weer gaat werken.