‘Hoe kan dat nou? Je zult toch ergens van moeten leven. O, ik weet het al: je gaat bij Rafaël op de kwekerij werken.’
Wat moet ze daar nu weer op zeggen? denkt Elise. Maar ze heeft geluk. Op dat moment gaat Naomi’s mobiel.
‘Wat ben ik stom!’ hoort ze Naomi zeggen. ‘Ik kom er meteen aan.’ Ze rent de gang in en pakt haar jas. ‘Het is Froukje, we hebben een afspraak voor de catering van de bruiloft – helemaal vergeten. Ik ben weg. Ciao!’
Als Naomi weg is, schuift Elise de gordijnen in de kamer open. Zelf voelt ze ook dat ze heel anders in haar vel zit. Het is dat Naomi over de bruiloft begon, maar daar heeft ze al dagen niet meer aan gedacht. Ook niet aan oom Evert; wat een bevrijding. Ze checkt haar mail. Ze heeft een berichtje van haar baas. Ze maakt het open:
Beste Elise,
Jouw wens om je te ontslaan heeft me zeer geschokt, maar ik respecteer je beslissing. Ik hoop alleen niet dat het komt doordat je fouten hebt gemaakt. Ik kan echter niet op je wens ingaan, niet zolang je in de ziektewet zit. Ik neem dan ook nog geen verdere stappen. Zodra ik van de bedrijfsarts hoor dat je weer mag werken, neem ik contact op. Misschien ben je dan wel van gedachten veranderd. Weet dat je altijd op je beslissing mag terugkomen. Je hebt veel voor ons bedrijf betekend. Neem alle tijd om te herstellen.
Arnold
Wel prettig dat hij me nog niet mag ontslaan, denkt ze. Dan kan ik nog even sparen, want als ik in de bijstand terechtkom zal het wel krap worden. Maar wat maakt dat uit? Ze kan makkelijk met minder geld toe. Moet je die mensen van de Ark zien, die hebben alle luxe afgezworen.
Ze kijkt de kamer rond. Wat kan ze nou absoluut niet missen? Ze moet er zelf om lachen, want van haar kan alles weg. Alleen de foto van haar vader wil ze houden, de rest boeit haar niet. Ze lijkt dus toch meer op de mensen van de groep dan ze dacht. Ze hecht niet aan materie. Maar zij kunnen ook hun familie missen en dat gaat haar nooit lukken. Haar zus, haar moeder en Steven horen in haar leven.
Terwijl ze opruimt denkt Elise aan de Ark. Ze voelt zich verbonden met de mensen daar. Dat voelde ze gisteren al. Het liefst was ze er weer naartoe gegaan, ze heeft zichzelf moeten bedwingen. Of komt dat verlangen naar de Ark door de leegte, doordat ze nu geen werk heeft? Voorlopig zal ze wel geen werk vinden, zo makkelijk is het nu niet. Wat moet ze met al die uren? Ze kan vrijwilligerswerk gaan doen. Dat kan natuurlijk ook bij de Ark. Misschien mag ze daar wel in de tuin werken. Dat zou super zijn; dan kan ze heel langzaam en rustig uitzoeken of het echt iets voor haar is.
Als Elise bij de Ark aankomt, is er niemand in de tuin. Ze kan het binnen vragen. Er zal heus wel iemand zijn die haar kan vertellen of een buitenstaander überhaupt in de Ark mag werken. Ze kijkt naar de deur, maar dan besluit ze toch maar om niet naar binnen te gaan. Ze komt een andere keer wel terug, en anders kan ze het ook aan Rafaël vragen. Ze wil op haar fiets stappen als de twee priesteressen in de deuropening verschijnen.
‘Loop niet weg van God,’ zegt de een. ‘Hij heeft je hier niet voor niets gebracht. Jonathan wacht op je.’
Elise snapt het zelf ook niet goed, maar zonder een moment van twijfel zet ze haar fiets neer. Als ze achter de priesteressen door de gang loopt, heeft ze een intens gelukkig gevoel. Jonathan wacht op me, denkt ze verheugd.
De vrouwen houden de gebedsruimte voor haar open en lopen zelf naar het altaar, waar Jonathan met zijn ogen dicht staat te bidden. Elise kijkt de ruimte rond. Zal ze achterin gaan zitten? Maar dan denkt hij misschien dat ze bang voor hem is. Voorin vindt ze te opdringerig, daarom gaat ze maar ergens in het midden op een van de lege kussens zitten.
De gewijde sfeer overweldigt haar. Ze krijgt zelfs aandrang om haar handen te vouwen, maar waar slaat dat op? Ze kan beter rustig wachten tot Jonathan klaar is met zijn gebed.
Terwijl ze naar Jonathan kijkt, lopen de priesteressen zwaaiend met wierookstokjes door de ruimte. De scherpe lucht slaat op haar keel. Als ze maar niet moet hoesten. Gelukkig gebeurt dat niet.
Ze hoort de bel voor de lunch, terwijl Jonathan nog steeds in gebed is verzonken. Ze zit zeker al een uur te wachten. Maar ze wil ook niet weggaan.
Eindelijk gaan zijn ogen open. Hij kijkt naar Elise met een vanzelfsprekende blik, alsof hij wist dat ze zou komen. De priesteressen wenken dat ze naar voren moet komen. Elise loopt naar het altaar, maar als ze te dichtbij komt, gebaren ze dat ze een paar stappen naar achteren moet doen. Ze staat voor Jonathan en weet niet zo goed wat er van haar wordt verwacht. Moet ze knielen of buigen? Of moet ze hem een hand geven? Hij kijkt haar doordringend aan.
‘Het is goed dat je hier bent,’ zegt hij. ‘God heeft jou tot zich geroepen en je hebt Hem gelukkig niet de rug toegekeerd. Hij heeft je een teken gegeven en je hebt het herkend. Ik zie dat je veel hebt geleden. Als je Zijn teken had genegeerd zou je de rest van je leven blijven lijden. Onze Verlosser heeft mij uitgekozen om jou naar Hem toe te leiden. Je mag dankbaar zijn dat Hij jou heeft geroepen. Ik bespeur dankbaarheid, maar ook twijfel. Die twijfel zul je moeten overwinnen, anders zal het je niet lukken God te ontmoeten. Je zult geheel en al toegewijd moeten zijn. Geloof, dankbaarheid en vertrouwen – die drie prachtige kwaliteiten zijn nodig om je door God te laten omarmen. Alleen dan kan hij je pijn wegnemen.’