Ineens beseft Elise dat ze de warmte en liefde die ze daar voelde al heel lang heeft moeten missen. Eigenlijk sinds de dood van haar vader. Ze ziet voor zich hoe hij haar vroeger op schoot trok en zei dat ze zijn grote lieve meisje was, zijn toekomstige boerinnetje. Die warmte van haar vader, die voelde ze in de Ark. Ze heeft de liefde voor haar vader verward met de warmte die ze daar voelde. God, wat mist ze haar vader. Eigenlijk heeft ze die gevoelens nooit echt toegelaten. Toen hij dood was moest ze sterk zijn, zei haar moeder telkens als Elise huilde. Haar moeder huilde ook bijna nooit. Zie je, het heeft niks met de Ark te maken, maar alles met het verdriet om haar vader.
Elise voelt zich ineens heel rustig; zo’n natuurlijke rust heeft ze al lang niet meer gevoeld. Zou dat dan toch door de Ark komen? Heeft Rafaël gelijk, moet ze de deur zelf verder opendoen? Elise piekert daarover als haar mobiel gaat. Arnold!
‘Met Elise.’
‘Hi, Elise, met Arnold spreek je. Ik wil je eigenlijk helemaal niet lastigvallen tijdens je ziekteverlof, maar ik moet iets van je weten. Kan het even?’
‘Natuurlijk.’
‘Annemiek kwam bij mij aan met de stukken van Meijer. Ze beweert dat haar handtekening die eronder staat niet door haar is gezet. Klopt dat? Ik denk dat ik het antwoord wel weet, maar ik ben verplicht het uit te zoeken. Het zou hier om vervalsing in geschrifte gaan.’
‘Ze heeft gelijk,’ zegt Elise. ‘Ik heb die handtekening nagemaakt.’
Even blijft het stil. ‘Dat meen je niet?’ zegt Arnold dan.
‘Ja, ik meen het wel.’
‘Hoe heb je zo dom kunnen zijn?’ zegt Arnold. ‘Je bent niet alleen verantwoordelijk voor de strop van die order die je niet op tijd hebt geannuleerd, maar ook nog voor vervalsing.’
Ze laat hem uitspreken zonder dat ze hoort wat hij zegt. Normaal gesproken zou ze allang in huilen zijn uitgebarsten, maar ze blijft er nu heel kalm onder.
‘Elise, wat heb je hierop te zeggen?’
‘Ontsla me maar,’ zegt ze.
Elise heeft al ontbeten als Naomi ’s morgens beneden komt. ‘Er zit nog koffie in de kan,’ zegt ze, terwijl ze haar bord en beker op het aanrecht zet.
‘Wat zie je er stralend uit!’ zegt Naomi, naar haar zus kijkend. ‘Je bent zeker blij dat je Rafaël hebt leren kennen?’
Elise knikt.
Naomi smeert staand met haar rug tegen het aanrecht haar cracker. ‘Wat goed dat we toen naar die lezing zijn gegaan! Het heeft je hele leven veranderd.’
‘Ja, dat is zo,’ zegt Elise en ze maakt een sopje.
‘Weet je trouwens wiens idee het was om naar die lezing te gaan?’ Naomi neemt een slok van haar koffie. ‘Jelle. Hij zag de poster voor het raam van de Ooievaar hangen. Wat een toeval, hè?’ Naomi smeert nog een cracker. ‘Als ik Jelle niet had ontmoet, dan kende jij Rafaël waarschijnlijk niet. Bizar, vind je niet?’
Elise knikt. Ze legt de glazen van gisteravond in het sop. Ze hoopt niet dat Naomi verder vraagt. Ze heeft zich voorgenomen om haar nog niets over de Ark te vertellen. Ze weet zelf nog niet zo goed wat ze ervan moet denken. Maar liegen wil ze ook niet. Ze hebben elkaar nog nooit voorgelogen.
‘Hoe woont Rafaël eigenlijk?’ vraagt Naomi.
‘Best leuk,’ zegt Elise. ‘In de buurt van de Utrechtsebrug, bij dat weiland. Een klein huisje in het groen.’
‘Dat lijkt me helemaal wat voor jou!’ zegt Naomi grijnzend. ‘Stel je voor dat je bij hem intrekt.’
‘Nee, dat gaat niet gebeuren,’ zegt Elise.
‘Ik zeg stel,’ zegt Naomi, ‘dan moet je het lekker doen. Je hebt geen verplichtingen aan mij, dat bedoel ik maar.’
‘Schat,’ zegt Elise, ‘het gaat niet gebeuren.’ Ze duwt Naomi opzij en schuift de la open. ‘Rafaël woont daar niet meer zo lang.’
‘Ah, hij zoekt iets voor jullie samen? Geweldig! Raar is dat, hè? Een maand geleden kende je hem nog niet eens en nu kun je je een leven zonder hem vast niet meer voorstellen.’
Elise denkt aan de Ark, waar Rafaël haar heeft geïntroduceerd. ‘Nee.’ Ze bergt haar vork en mes in de la op.
Naomi omhelst haar zus en staart daarna verdrietig voor zich uit.
‘Wat is er?’ vraagt Elise als ze Naomi’s bedrukte gezicht ziet.
‘Ik moet ineens aan Eric denken. Hij had dit zo fijn voor je gevonden. Eric maakte zich best weleens zorgen om jou, wij allemaal. Maar nu zie je er zo gelukkig uit. Je zult zien dat je binnenkort weer gewoon naar je werk kunt. Je gaat die baan nu relativeren, zo werkt het, hoor. Als je werk het belangrijkste in je leven is, wordt het veel te zwaar. Denk je ook niet?’
‘Ik eh… Ik ga niet meer terug,’ zegt Elise. ‘Ik heb gevraagd of Arnold me wil ontslaan.’