Hij stapt zijn bed in en na tien minuten valt hij al in slaap.
Hij droomt dat hij in de etalage van een herenmodezaak staat. Hij kan zich niet bewegen. Zijn lichaam voelt vreemd en stijf. Lennard kleedt hem aan. Hij krijgt een donkerblauw pak aan, en een overhemd met een stropdas. Zelf kan hij niks; hij is net een etalagepop. Mensen die langslopen wijzen lachend naar hem. Als hij helemaal is aangekleed, draagt Lennard hem naar buiten en legt hem op een bakfiets. Hij fietst met hem door de stad. Waar gaan ze heen? Hij roept, maar Lennard trapt gewoon door.
Hij parkeert de bakfiets voor een kantoor en samen met de vrouw van het huis in IJburg tilt hij Jelle eruit. Ze zetten hem op een stoel achter een pc. Het is een heel groot kantoor; er zitten honderden mensen achter hun pc. Het is een hels kabaal. Hij krijgt ook een koptelefoon op en voor zijn mond een speaker.
Er gaat een belletje en dan krijgt hij iemand aan de lijn. Er klinken steeds meer belletjes en hij krijgt tientallen mensen tegelijk aan de lijn. Ze praten allemaal door elkaar; hij kan er niks van verstaan. Ze spreken talen die hij niet begrijpt. Hij kijkt naar het beeldscherm, waarop vreemde tekens tevoorschijn komen. Ineens verschijnt het lachende gezicht van Chocolate op het scherm. ‘Hé, loser, wat doe je daar, man? Natuurlijk kun je dat niet. Dat is toch niks voor jou?’ Hij lacht vals. Jelle kijkt naar de mensen achter de pc’s en dan ziet hij Naomi. Ze heeft een hinkelbaan getekend op de vloer en hinkelt.
‘Naomi, help me!’ roept hij, maar ze hoort hem niet en hinkelt gewoon door.
Hij raakt in paniek. Dan ziet hij een rode knop op zijn bureau. Hij wil erop drukken, maar hij kan er niet bij. De knop groeit en groeit, tot hij er wel bij kan. Hij drukt hem in. Er gaat een sirene loeien en ineens staan er twee mannen in witte jassen naast zijn bureau. Ze trekken hem van zijn stoel en nemen hem mee.
Op het moment dat de twee witjassen hem naar buiten willen gooien, wordt Jelle badend in het zweet wakker. Hij hapt naar adem. Het duurt even voordat hij doorheeft dat hij in bed ligt. Wat een afschuwelijke nachtmerrie. Hij gaat rechtop zitten en knipt het nachtlampje aan. Hij wrijft zuchtend met zijn handen over zijn gezicht. Hij ziet het beeld van zichzelf in het donkerblauwe pak.
Ineens realiseert hij zich dat het precies hetzelfde pak is als dat van Lennard. Dit was niet zomaar een droom. Het is een teken! De droom was levensecht, beangstigend echt. Het heeft te maken met zijn beslissing om bij Lennard te gaan werken. Hij wil het zo graag voor Naomi. Hij wil haar niet verliezen, maar dit kan hij niet. Hij zal zo erg doordraaien dat hij moet worden opgenomen. Bij hem ligt dat gevaar altijd op de loer. Hij heeft het nog steeds kunnen voorkomen, maar als hij deze stap zet, gaat het misschien mis.
Naomi kan zich niet voorstellen hoe het leven voor hem is; anders zou ze niet eens over deze baan zijn begonnen. Voor hem is elke dag een gevecht met het leven, met zichzelf. Angstige gedachten kunnen zomaar opkomen, waar hij ook is, en dan raakt hij in paniek.
Dit keer was hij nog met Lennard mee, maar hoe zal het zijn als hij alleen naar een klant moet? Hij kan dat nooit aan, en wat dan? Naomi zal op hem afknappen. Dan is hij niet alleen zijn vriendin kwijt, maar ook zichzelf. Ze zal hem moeten nemen zoals hij is: een loser die nooit in vaste dienst kan, behalve zo’n baantje in de kroeg dat hij elke dag kan opzeggen. Ze maakte laatst een grap over dat hij altijd nog huisman kon worden, maar zelfs dat kan hij niet. Hij moet het idee hebben dat hij zo weg kan lopen als het nodig is, en dat zie je toch niet voor je met een baby.
Hij moet Lennard zeggen dat het niet doorgaat. Hij zoekt maar een ander. Hij denkt aan Naomi; ze zal teleurgesteld zijn. Hij is dol op haar, maar zelfs hun relatie heeft hem niet van zijn angsten af geholpen. Zijn faalangst kan elk moment weer opduiken en hem in de war brengen. Ze zal ermee moeten leven dat haar vriend een eenvoudige barman is. Shit! Zijn baas heeft al een ander aangenomen.
Elise
Elise en Rafaël zijn met het pondje het IJ overgestoken en fietsen nu langs het water. Het is een prachtige route. Het regent zachtjes. Elise kan het zelf nog niet helemaal bevatten dat ze met Rafaël meegaat naar de Ark. Toen ze vannacht bij Rafaël beneden op de bank lag twijfelde ze nog. Waar is ze mee bezig? Vroeger deed ze er alles aan om niet naar de kerk te hoeven, en nu zoekt ze het geloof zelf op. Maar toch wil ze de geestelijke wereld waar Rafaël over heeft verteld leren kennen. Het is alsof ze een tweede kans krijgt.
Ze heeft haar regenpak achterop gebonden. Ze twijfelt nog steeds of ze het zal aantrekken, ook al wordt ze nu behoorlijk nat. Ze rijden langs woonboten en in het water ziet ze eendjes die in een lange rij tussen hun ouders in zwemmen. Het verbaast haar hoe mooi het hier is, en dat heel dicht bij Amsterdam. Ze is hier nog nooit geweest. Rafaël vertelde al dat het een mooie route was, daarom zijn ze met de fiets gegaan.