Home>>read Brainwash free online

Brainwash(43)

By:Carry Slee


Jelle vindt de buurt helemaal niks. Dit is voor hem geen Amsterdam. Hij zou doodgaan als hij hier moest wonen.

‘Daar is het, dat pand op de hoek.’ Lennard parkeert de auto voor een vrijstaand huis. ‘Niet gek, hè? Jammer voor die lui dat ze eruit moeten.’

Jelle loopt achter de makelaar aan. Hij laat het maar allemaal een beetje over zich heen komen.

Een vrouw van in de dertig doet de deur open. ‘Kom binnen,’ zegt ze.

‘Dit is Jelle, mijn assistent,’ stelt Lennard hem voor. Ze lopen het huis in. ‘Ik loop meteen even rond,’ zegt Lennard. Hij haalt een blocnote en een pen uit zijn tas.

‘Ik ken deze huizen,’ zegt hij terwijl hij notities maakt.

Jelle loopt met hem mee door het huis.

‘Kijk, deze keuken heeft een uitbouw. Door de lichtkoepel vangen ze meer licht. Heel slim gedaan, want dit is een beetje een donkere plek.’ Hij bekijkt of de uitbouw professioneel is aangelegd. Het zegt Jelle helemaal niets. Hij zou hier voor geen prijs willen wonen.

‘Willen jullie koffie?’ vraagt de vrouw. Jelle ziet dat ze nerveus is.

‘Sorry, geen tijd, ik heb zo nog een afspraak. Vanwege de urgentie heb ik jullie ertussen geschoven.’

Als Lennard en Jelle klaar zijn, lopen ze naar beneden.

‘En?’ vraagt de vrouw zorgelijk. ‘Het moet wel weg.’

‘Ja, dat is me duidelijk,’ zegt Lennard. ‘We doen wat we kunnen, maar we hebben de tijd niet mee. In elk geval gaan we niet te hoog zitten met de prijs. Positief punt is natuurlijk het schitterende uitzicht. We moeten mikken op mensen die een bootje willen aanleggen. En je kunt er zo in, want het ziet er geweldig uit. Ik moet het een en ander tegen elkaar afwegen en bel jullie vanmiddag. O ja, willen jullie een bord in de tuin?’

‘Doe maar,’ zegt ze.

Lennard haalt een bord met te koop uit zijn auto en zet het voor het huis.

‘Nu weet de hele buurt dat we weggaan,’ zegt ze beschaamd.

‘Tja, het is de bedoeling dat zoveel mogelijk mensen het te weten komen,’ zegt Lennard. ‘Je wilt het huis toch verkopen?’ Hij geeft haar een hand. ‘Je hoort van me.’

Als ze weer in de auto zitten, zegt Lennard: ‘Dat is me wat. Heb je eindelijk zo’n droomplek en dan moet je die alsnog verkopen. En met verlies. Ik weet nu al dat ze er de kosten nooit uit zullen halen. Ze wonen er nog niet zo lang en de markt is op een dieptepunt.’

‘Gaan ze scheiden?’

‘Nee, hou op. Die vent van haar is compleet ingestort. Ik heb hem gezien. Een beetje een vrijbuiter. Ja, en dan vind je een vrouw die graag in een mooi huis wil wonen met haar gezin. Hij kon zo bij haar oom in het bedrijf terecht, en wat doe je dan? Maar dat was dus niks voor hem. Nou, je ziet het; ze kunnen alles verkopen.’

‘En eh… die man?’ vraagt Jelle geschrokken.

‘Die loser is in een regeling terechtgekomen. Vind maar eens een andere baan in deze tijd. Ik moet nog zien hoe dol ze op hem is als hij niks meer verdient.’





Elise





Rafaël neemt Elises drijfnatte jack aan. Als hij ziet dat het water van haar haren druipt, geeft hij haar een handdoek. Als ze redelijk droog is, gaat ze de kleine kamer in. De sobere inrichting valt haar meteen op. Zelf is ze ook niet gewend aan luxe, maar hier staat alleen het hoognodige. Een tafel uit de jaren vijftig met twee stoelen die niet bij elkaar horen en een soort log dressoir dat misschien nog van Rafaëls ouders is geweest. Tegen de muur staat een soort slaapbank. Geen televisie of een geluidsinstallatie. Nergens hangt een schilderij; alleen boven de bank hangt een grote ingelijste foto van een man. Dat moet haast wel Jonathan zijn. Elise vraagt niets; daarvoor voelt ze zich nog veel te wiebelig. Ze staat besluiteloos in de benauwde ruimte en vraagt zich af wat ze hier doet. Zonder na te denken is ze hierheen gereden. Wat moet Rafaël er wel niet van denken?

‘Ik, eh… Ik sta ineens zomaar voor je deur,’ zegt ze beschaamd.

‘Niet zomaar,’ zegt Rafaël rustig. ‘Ik was vanochtend in mijn kwekerij bezig en toen kreeg ik iets door. Het was Jonathans stem die zei dat ik naar huis moest. Eerst dacht ik nog dat ik het me verbeeldde, maar hij bleef het zeggen, en het werd steeds dwingender.’ Hij wijst naar de stoel die het dichtst bij haar staat. ‘Ga zitten.’

Zelf gaat hij aan de andere kant van de tafel zitten, alsof het vanzelfsprekend is dat Elise hier nu bij hem aan de tafel zit.

‘Ik ben meteen de auto in gestapt,’ zegt hij, ‘en naar huis gereden. Eigenlijk ben ik nog maar een kwartier binnen.’ Hij kijkt haar aan en glimlacht dankbaar. ‘Ik vermoedde al dat jij het was die naar me toe kwam.’

‘Dus je verwachtte me al?’ zegt Elise.

‘Jonathan heeft ons verteld dat wij het goede voorbeeld moeten geven aan de mensheid. Ik doe wat ik kan. Ik ben Jonathan veel verschuldigd. Zonder hem was ik er nu niet meer.’