Jelle
Jelle drinkt staand zijn koffie op. Hij heeft niet eens de rust om te gaan zitten. Geïrriteerd ijsbeert hij door zijn kamer. Hij heeft een rothumeur. Naomi heeft voor hem een afspraak met haar saunavriend geregeld. Hij vraagt zich af waar hij zich nou zo druk om maakt. Is hij bang dat die Lennard hem niet ziet zitten? Dat kan hem niets schelen, maar Naomi natuurlijk wel. Het is zijn eeuwige valkuil: faalangst. Hij denkt dat hij zich tegenover zijn vriendin moet bewijzen. Daarom ziet hij alles zo zwaar in. Hij doet het zelf, dat weet hij ook wel, maar kom er maar eens vanaf.
Toch is het niet de enige reden dat hij gestrest is. Diep in zijn hart wil hij die baan wel. Het is een mooie kans. Hij krijgt een opleiding van die gast en hij leert een vak. Het is geen baan waarvoor hij elke dag van negen tot vijf op een duf kantoor hoeft te zitten. Hij mag op zijn fiets door Amsterdam rondrijden, om mensen een huis te laten zien. Babbeltje hier, praatje daar; af en toe kan hij best een terrasje pikken. Dat waren tenminste de punten die Naomi opnoemde toen ze hem vroeg of ze een afspraak moest maken, en ze had gelijk. Hij zal toch iets moeten? Hij wil ook niet de rest van zijn leven achter de bar staan.
Jelle trekt zijn jas aan en een paar minuten later fietst hij door de stad. Hij vindt het heerlijk om ’s ochtends vroeg door de stad te rijden, als alles net op gang komt. Kiosken die hun tijdschriftenrekken buiten zetten, cafébazen die de stoelen op hun terras klaarzetten en gemeentereinigers die de straten schoonspuiten. Het kantoor zit in Watergraafsmeer. Niet echt zijn favoriete buurt, maar het is tenminste nog wel binnen de ring. Op een of ander industrieterrein houdt hij het niet uit.
Twintig minuten later arriveert hij bij het kantoor. Hij hoeft niet naar de nummers te kijken, want voor het raam van de benedenverdieping hangen foto’s van huizen. Door een paar staat een rode streep met het woord verkocht. Hij loopt naar binnen. Een jonge vrouw zit achter een bureau in een kleine ruimte. Ze kijkt op.
‘Ik heb een afspraak om kwart over negen,’ zegt hij.
‘Dan ben jij zeker Jelle? Als je even plaatsneemt, zeg ik tegen Lennard dat je er bent.’ Het valt hem mee, geen gemeneer en zo.
‘Koffie?’ vraagt de secretaresse even later.
‘Nee, merci.’
‘Wil je iets anders drinken, thee of iets fris?’
‘Nee, dank je, ik heb net koffie op.’ Hij hoopt niet dat hij lang moet wachten, dan raakt hij alleen maar opgefokt.
‘Hij komt er zo aan, hoor,’ zegt de vrouw en ze gaat verder met haar werk.
In de kamer ernaast hoort hij Lennard aan de telefoon. Na een minuut of vijf gaat de deur van zijn kamer open.
‘Ha, Jelle, kom erin.’
‘Leuk uitzicht,’ zegt Jelle als ze Lennards kamer in gaan. Het raam kijkt uit op een parkje.
‘Niet gek, hè, midden in Amsterdam? Ga zitten. Ik heb je cv gelezen. Het lijkt me wel duidelijk: je weet niets van dit vak.’
‘Klopt.’
‘Maar dat hoeft geen probleem te zijn, het gaat om enthousiasme. Dit vak staat of valt met enthousiasme,’ zegt hij. Hij lacht. ‘Je hebt een pre: ik heb Naomi hoog zitten en zij beveelt je aan. Tja, ik heb erover nagedacht. Het heeft geen zin om je nu alles over de makelaardij te vertellen. Dat werkt niet. Ik heb zo een afspraak in IJburg. Ik krijg daar een pand in de verkoop. Ik zou zeggen: ga mee, dan zie je uit de eerste hand hoe het werkt.’
‘Prima,’ zegt Jelle.
‘Dan stel ik voor dat we nu vertrekken.’ Lennard stopt zijn agenda en een map in zijn tas. ‘Ik heb mijn huiswerk gedaan,’ zegt hij lachend terwijl hij naar de deur loopt. ‘Het gaat om de vraagprijs; dat is wat de mensen willen weten. Wat gaan ze vangen. Ik heb bekeken wat de huizen in dezelfde buurt gedaan hebben, snap je. Dat is stap één. Heel belangrijk.’
Jelle knikt. Hij vindt Lennard wel oké. Geen gezeur over zijn cv en waarom hij geen diploma’s heeft. Lennard zet er wel vaart achter. Ja, met die gast kan hij wel door één deur.
Ze rijden het centrum uit, richting IJburg. Jelle voelde zich eerst een beetje opgelaten naast een wildvreemde in de auto, maar dat is nergens voor nodig. Lennard kletst aan één stuk door, dus er vallen geen ongemakkelijke stiltes.
‘Ja, kerel,’ zegt Lennard ineens, ‘ik hoop dat we wat voor elkaar kunnen betekenen. We wachten het rustig af en forceren niks. Ken je IJburg?’
‘Ik ben er weleens geweest,’ liegt Jelle.
‘Het is een mooi, ruim opgezet project,’ zegt Lennard trots, alsof hij het zelf heeft ontworpen. ‘Op termijn zullen jullie ook wel aan kindertjes gaan denken. Dan is dit een droomplek. Even de brug over en je zit in het centrum van Amsterdam. Mijn cliënt woont schitterend, aan het water. Je zult het zo wel zien. Zelf heb ik hier ook een riant huis gescoord. Dat is het voordeel, hè, als je dicht bij het vuur zit.’ Hij slaat amicaal op Jelles schouder. ‘Ik wil niet op de dingen vooruitlopen, maar je weet nooit hoe het gaat. Misschien ben jij over een paar jaar wel een projectontwikkelaar. Dat verdient, hoor. Daarachter ligt mijn huis ergens, daar nemen we straks een kijkje. Dan zie je nog meer van IJburg. Je moet de markt natuurlijk wel kennen, dat snap je. Maar nu eerst zakendoen.’