Ik moet aan fijne dingen denken, had ze gedacht. Ze dacht aan de zwaluwnesten boven in de stal. Aan haar vader, die haar had opgetild, zodat ze de nesten van klei en strootjes kon zien. Ze had in elk nest mogen kijken. In sommige lagen eieren, en een dag later had ze zelfs gepiep van een vogeltje gehoord.
Au! Tranen van pijn waren haar in de ogen gesprongen. Niet aan denken, had ze gedacht, en terwijl ze op haar lip beet, dacht ze aan de kleine zwaluwen die voor het eerst waren uitgevlogen met hun staalblauwe ruggetjes en hun lange puntstaartjes. En aan hoe hun ouders hun hadden geleerd insecten te vangen. Opnieuw had ze de stekende pijn tussen haar benen gevoeld, en toen had ze snel aan die keer gedacht dat ze zelf op de ladder was geklommen en in het nest een jong vogeltje uit het ei had zien komen. Ze was heel hard naar het weiland gerend om het haar vader te vertellen, maar toen was ze op haar knie gevallen en snikte ze, net als nu. Ze was zijn liefje, dat had oom Evert elke keer gezegd als hij haar op het stro trok. Ze had zich vaak afgevraagd waarom.
‘Je hoeft niet te huilen,’ had oom Evert gezegd als het voorbij was en hij opstond. ‘Dit is ons geheim. Snap je dat?’ Ze had geknikt, terwijl de tranen over haar wangen stroomden. Maar dat was alleen in het begin geweest.
Later had ze niet meer gehuild. Ze wist precies wat er ging gebeuren en hoe lang het ongeveer zou duren. Ze wist dat ze oom Everts lieveling was, en elke volgende keer had het minder pijn gedaan. Na afloop aaide hij altijd over haar haar en dan draaide hij de deur van het slot. ‘Vergeet het zieke lam niet,’ zei hij voor hij het schuurtje uit liep.
En elke keer dat hij haar alleen achterliet op het stro, kwam de schaamte. Ze vond dat moment misschien wel het afschuwelijkst van alles. Ze durfde niemand aan te kijken, zelfs zichzelf niet in de spiegel. Altijd was er weer die schaamte geweest. Het is alsof ze die nu weer opnieuw voelt, na al die jaren. Schaamte voor wat er met haar is gebeurd en wat ze had laten gebeuren.
Elise merkt dat ze weer huilt nu ze na al die jaren in de kleine schuur op het stro zit. Als ze de schuurdeur hoort opengaan, veegt ze verschrikt haar tranen weg.
‘Zit je hier, lieve zus?’ Naomi komt naast haar zitten en slaat een arm om haar heen. ‘Waarom huil je?’
Elise kan geen woord uitbrengen.
‘Ik weet het al,’ zegt Naomi. ‘Het komt zeker door gisteravond. Jij had ook boerin willen worden en nu gaat de boerderij zomaar naar Steven. Is dat het?’
Elise knikt maar.
‘Jij wilde altijd boerin worden,’ zegt Naomi. ‘Als pap nog had geleefd, was je het ook geworden, toch?’
Elise knikt weer.
‘Zie je wel?’ zegt Naomi. ‘Ik heb het altijd geweten. Paps dood heeft jouw hele leven veranderd.’
Elise schenkt voor zichzelf koffie in. Ze moet zo naar haar werk, maar ze kan zich er niet toe zetten. Het is maandag. De week moet nog beginnen, en ze is nu al volkomen uitgeput. Haar armen voelen loodzwaar aan en haar hoofd zit vol watten. Ze voelt zich somber en vraagt zich voortdurend af hoe het verder moet. Ze is blij dat Naomi nog slaapt, dan hoeft ze tenminste niets te zeggen.
Ze drinkt haar koffie op en gaat in de gang voor de spiegel staan. Ze ziet er niet uit, met die donkere kringen onder haar ogen. En ze ziet bleek. Zal ze zich ziek melden? Maar wat gaat ze dan doen? Op haar bed liggen piekeren, en dan stapelgek worden? Want slapen lukt toch niet. Ze denkt aan haar vader, die altijd zei dat je het best gewoon door kon gaan met werken als je je niet goed voelde. Tot nu toe heeft ze dat ook altijd gedaan.
Ze kan zich niet heugen dat ze ooit haar werk heeft afgebeld. Dat kon vroeger thuis ook niet. Of je nou ziek was of niet, ze moest opstaan om te melken en daarna gewoon naar school. Ze was weleens jaloers op kinderen uit haar klas die thuis mochten blijven als ze niet lekker waren en dan extra werden verwend. Dat zat er bij hen niet in. Ze is weleens zo ziek geweest dat de juf haar naar huis heeft gestuurd. Toen ze thuiskwam zei haar moeder: ‘Ga dan maar boven in je bed liggen.’ Ze werd echt niet verzorgd. Als ze iets wilde eten of drinken, moest ze naar beneden gaan. Ze snapt het wel van haar moeder; die bleef ook altijd maar doorgaan.
Elise aarzelt even. Ze voelt zich erg slap, maar dan trekt ze toch haar jas aan. Misschien knapt ze in de loop van de dag wel op.
Met lood in haar schoenen loopt ze drie kwartier later het kantoor in.
‘Morning!’ zegt John opgewekt. ‘Goed weekeind gehad?’
‘Best,’ zegt ze terwijl ze doorloopt naar haar kamer. Straks komen de meiden binnen en daar heeft ze nu geen behoefte aan. Ze zet haar pc aan en haalt haar werkmappen uit de la. ‘Shit!’ zegt ze hardop als ze de stapel papieren doorbladert. Ze houdt de order van Meijer in haar hand. Hoe is het mogelijk dat ze dit vrijdag toch nog is vergeten? Ze had de bestelling moeten annuleren. Dit is een ramp! Ze krijgt het vast niet meer voor elkaar. Dat gaat haar baas een hoop geld kosten. Ze moet ze bellen, ze moet proberen of ze een uitzondering willen maken, en ze zoekt het nummer op en belt.