Home>>read Brainwash free online

Brainwash(32)

By:Carry Slee


‘Jij met je huisman,’ zegt Elise. ‘Dan staat de hele familie op zijn kop.’

‘Van mij mag Jelle,’ zegt Naomi. ‘Dan kan ik lekker carrière maken. Lekker luxe. Dan rijd ik in mijn bmw naar huis en staat het eten klaar.’

Als Elise en Naomi de kamer in komen, zitten Steven en hun moeder al aan tafel.

‘Nou, Steven, vertel op,’ zegt Naomi.

‘Jullie broer wil de boerderij overnemen,’ zegt hun moeder.

Steven knikt.

‘Super, toch?’ zegt Naomi.

‘Dat lijkt me een heel goed plan,’ zegt Elise. ‘Dat zat er wel in.’

‘Er zit ook een financiële kant aan,’ zegt hun moeder, die de koektrommel naar zich toe schuift. ‘Het gaat om jullie aandelen, die zou Steven dan moeten kopen, maar zoveel geld heeft hij niet. Ik bedoel, jullie kindsdeel. De helft van de boerderij is van mij en de andere helft van jullie drieën.’

‘Nou, dat lijkt me niet zo ingewikkeld,’ zegt Elise. ‘Dan betaal je ons toch later, als je het wel hebt?’

‘Dat vind ik ook geen punt,’ zegt Naomi. ‘Jij hebt de meeste rechten. Je hebt altijd keihard op de boerderij gewerkt. Elise ook, trouwens. Ik niet.’

‘Dat van Elise ligt toch anders,’ zegt hun moeder. ‘Het is niet haar beroep. Zij heeft voor iets anders gekozen. Maar de boerderij is Stevens lust en zijn leven. Hij is hier vierentwintig uur per dag, zeven dagen achter elkaar. Elise alleen in het weekeind.’

‘Waar zit je nou mee?’ vraagt Naomi als Steven gestrest met zijn vingers knakt.

‘Dat hij jullie niet kan terugbetalen,’ zegt hun moeder.

‘Doe het dan in termijnen,’ stelt Naomi voor. ‘Je geeft ons elk jaar een klein percentage van de winst.’

‘En zo lang ik leef blijft mijn aandeel in de boerderij,’ zegt hun moeder, ‘dan hoef je dat niet terug te betalen, Steven. Niet dat ik jou wil voortrekken, maar het is voor het behoud van de boerderij en daar staan we toch allemaal achter. Ik weet trouwens zeker dat jullie vader dat ook zou hebben gewild.’

‘Ik vind het heel logisch, mam. Jij woont hier,’ zegt Naomi.

‘Ja,’ valt Elise haar bij. ‘Dat is juist zo fijn, dan kun jij hier blijven.’

‘Als iedereen het er dan mee eens is, moeten we het zwart op wit zetten,’ zegt hun moeder.

‘Welnee,’ zegt Elise. ‘We kunnen elkaar toch wel vertrouwen?’

‘Dat lijkt mij ook,’ zegt Naomi en ze haalt twee koekjes tegelijk uit de trommel. ‘Ooit moet het wel bij de notaris worden geregeld, natuurlijk, maar dat hoeft niet meteen.’

‘Mooi,’ zegt hun moeder. ‘Dan nemen we er nu een drankje op.’

‘Steven, een biertje?’ vraagt Elise, die alweer opspringt als haar moeder haar aankijkt.

‘Doe mij ook maar een biertje,’ zegt Naomi.

‘Nee, vrouwen drinken geen bier,’ zegt hun moeder. ‘Dat doe je maar in Amsterdam.’





Jelle





‘Wat is er met jou?’ vraagt Jelles baas als Jelle onder zijn werk voor de zoveelste keer naar buiten loopt.

‘Even een luchtje scheppen. Ik heb het benauwd. Waarschijnlijk zit er een verkoudheid aan te komen. Zo voelt het, tenminste.’

Jelle kan zijn draai niet vinden vanavond. Hij is ook niet van plan met zijn collega’s te gaan stappen na sluitingstijd. Hij heeft het wel beloofd, maar dat trekt hij even niet. Hij is blij als hij het redt tot halfdrie vannacht. De hele tijd ziet hij zichzelf op een of ander duf kantoor. Hij kan zo’n leven niet aan. Die verdomde verwachtingen van Naomi ook. Straks wil ze ook nog dat hij in de avonduren cursussen gaat volgen, zodat hij promotie kan maken. Bij de gedachte aan zo’n leven gruwelt hij. Hij is geen type om samen te wonen, dat beklemt hem.

Hij heeft geluk dat het ineens toch een drukke avond wordt. Nu moet hij zich op zijn werk concentreren en heeft hij geen tijd om aan zijn eigen shit te denken. Hij rent van de bar naar de klanten, de zaak zit bomvol. Hij is blij dat Naomi vannacht weg is, want hij zou een confrontatie met haar nu echt niet aankunnen.

Zijn baas merkt dat hij zich niet goed voelt. ‘Ga jij maar,’ zegt hij als om halfdrie de laatste klant het café verlaat. ‘De jongens ruimen wel op.

Je hebt een knalrode kop, man. Je hebt vast en zeker koorts. Zo meteen steek je ons nog aan.’

Jelle voelt zelf ook wel dat hij koortsig is, maar dat komt niet doordat hij ziek wordt. ‘De mazzel.’ Hij loopt naar buiten en springt op zijn fiets. Bij een brug over een van de grachten stapt hij af. Hij zet zijn fiets tegen de leuning en gaat zitten. Hij gaat nog niet naar huis. Hij kent zichzelf: dan zit hij daar opgesloten in zijn kamer en dan komen de muren op hem af. Hij staart naar het water. Wat een ellende. Waar is hij in verstrikt geraakt?