Ik zie Rayne heftig haar hoofd schudden. Ze waarschuwt me nog een keer niet naar hem te luisteren, te wachten tot Romy er is, tot het donker wordt – maar dat duurt nog uren. Als ik kijk naar Damen vlak naast haar, steeds moeizamer ademend en zonder enige kleur in zijn gezicht…
‘En als dit nou een valstrik is?’ Die vraag richt ik tot Roman.
Ik houd mijn adem in als hij antwoordt: ‘Dan sterft hij.’
Ik slik en staar naar de grond, vol twijfels. Moet ik Roman vertrouwen, de rebelse onsterfelijke die al deze ellende op zijn geweten heeft? Of Rayne, de griezelige helft van de duistere tweeling met haar dubbelzinnige opmerkingen en een verborgen agenda waar ik nog nooit iets van heb begrepen? Ik sluit mijn ogen en wil op mijn gevoel afgaan. Ik zit er zelden naast, al luister ik er niet vaak genoeg naar, maar dit keer blijft het ergerlijk stil.
Roman neemt het woord. ‘Maar als ik je niet probeer te bedonderen, dan overleeft hij het. Volgens mij heb je gewoon niet veel keus…’
‘Luister niet naar hem,’ begint Rayne opnieuw. ‘Hij is hier niet om jou te helpen. Ik ben degene die jou dat visioen gestuurd heeft die dag in Zomerland. Ik heb je laten zien welke ingrediënten je nodig had om hem te redden. Je werd niet meer toegelaten tot de Akashakronieken omdat je je keus al gemaakt had. Wij hebben geprobeerd je te helpen en je tegen te houden, we hebben geprobeerd je te laten zien wat je moest doen, maar je wilde niet luisteren. En nu…’
‘Ik dacht dat je niet alles wist?’ zeg ik opeens streng, met toegeknepen ogen. ‘Ik dacht dat jij en je enge zusje geen toegang hadden tot…’ Ik wacht even en kijk naar Roman. Ik moet op mijn woorden letten. ‘Ik dacht dat jullie niet alles konden zien?’
Rayne kijkt me geschokt aan en schudt haar hoofd. ‘We hebben nooit tegen je gelogen, Ever. We hebben je nooit misleid. We kunnen ook niet alles zien, dat is de waarheid. Maar Romy heeft de gave van empathie en ik weet dingen voor ze gebeuren. Samen zien we visioenen en krijgen we voorgevoelens. Zo hebben we jou ook gevonden en we hebben geprobeerd je te sturen met de informatie die we aanvoelden. Al vanaf het moment dat Riley ons vroeg om op je te letten…’
‘Riley?’ Mijn mond valt open en ik voel me misselijk worden. Hoe kan Riley hier iets mee te maken hebben?
‘We hebben haar in Zomerland ontmoet en rondgeleid. We hebben zelfs op dezelfde school gezeten. Een particuliere kostschool die zij heeft laten verschijnen. Daarom dragen we deze kleren.’ Ze wijst naar het geruite rokje en de trui, het uniform dat zij en haar zusje altijd aanhebben. Ik herinner me dat Riley er altijd van droomde naar kostschool te gaan, volgens haar omdat ze dan van mij af was. Dus kan ik me wel voorstellen dat ze er eentje heeft laten verschijnen in Zomerland. ‘Maar toen besloot ze om…’ Rayne wacht even, met een blik op Roman. ‘Om verder te gaan,’ zegt ze veelbetekenend, ‘vroeg ze ons op je te letten als we jou ooit zagen verschijnen.’
‘Ik geloof je niet,’ zeg ik, ook al heb ik geen enkele reden om te twijfelen aan wat ze zegt. ‘Riley zou het me verteld hebben, ze zou…’ Maar dan herinner ik me dat ze wel eens verteld heeft over mensen die ze ontmoette, die haar rondleidden. Zou ze de tweeling bedoeld hebben?
‘We kennen Damen ook – hij… hij heeft ons ooit geholpen – heel lang geleden…’ Als ze weer naar mij kijkt, ben ik bijna zover dat ik haar geloof. Dan zegt ze: ‘Als je nog eventjes een paar uur kunt wachten tot het tegengif klaar is, dan komt Romy en dan…’
Ik kijk nog een keer naar Damen. Zijn lichaam is uitgemergeld, zijn huid is bleek en klam, zijn ogen liggen diep en zijn ademhaling is oppervlakkig. Elke keer dat hij in- en weer uitademt, klinkt het zwakker. Er is maar één ding dat ik kan doen.
Ik keer mijn rug naar Rayne en kijk Roman aan. ‘Vooruit dan maar. Zeg me wat ik moet doen.’
Eenenvijftig
Roman knikt en houdt mijn blik vast terwijl hij de fles met tegengif uit mijn hand grist. ‘We hebben iets scherps nodig.’
Ik staar hem niet-begrijpend aan. ‘Waarom? Als dit het tegengif is, zoals je beweert, dan kan hij het toch gewoon drinken? Het is toch klaar?’ Het rare gevoel in mijn maag wordt er niet beter op als hij me strak blijft aankijken.
‘Dit is het tegengif. Er moet nu alleen nog een allerlaatste ingrediënt bij, dan is het compleet.’
Ik hap naar adem. Ik had beter moeten weten. Het is nooit zo makkelijk, vooral niet als Roman er iets mee te maken heeft. ‘Wat dan?’ Mijn stem klinkt net zo onzeker als ik me voel. ‘Wat voor spelletje speel je nu weer?’
‘Rustig maar.’ Hij grijnst weer. ‘Geen zorgen. Het is niet heel erg ingewikkeld – en het duurt in elk geval geen uren.’ Hij schudt zijn hoofd naar Rayne. ‘Het enige wat we nog nodig hebben, is een druppeltje van jouw bloed. Dat is alles.’