‘Het is gelukt! Ik heb de toegangspoort gemaakt!’ Ze kijkt me blij aan. ‘Ik dacht niet dat het zou lukken, maarvanmorgen deed ik mijn meditatie zoals altijd en ik dacht: wat kan het voor kwaad om het gewoon te proberen? En ziehier…’
‘Ben je hier al de hele ochtend?’ vraag ik. Dan zie ik haar prachtige jurk, de designerschoenen, de dikke, gouden armbanden en de vingers vol ringen en juwelen.
‘In Zomerland is er geen klok,’ zegt ze streng.
‘Misschien niet, maar thuis is het al middag,’ zeg ik. Ze schudt haar hoofd en fronst. Ze heeft geen zin om te discussiëren over de vervelende regels die op het aardse vlak gelden.
‘Nou en? Wat kan ik nou mislopen? Een lange rij cliënten die allemaal willen horen dat ze ongelooflijk rijk en beroemd zullen worden, ondanks het overdonderende bewijs van het tegendeel?’ Ze sluit haar ogen en zucht diep. ‘Ik heb er genoeg van, Ever. Die dagelijkse sleur. Maar hier is alles zo wonderbaarlijk en fantastisch. Ik denk dat ik hier blijf!’
‘Dat kan niet,’ zeg ik vlug en automatisch, al weet ik niet of het waar is.
‘Waarom niet?’ Ze haalt haar schouders op, tilt haar handen omhoog tot naast haar hoofd en draait triomfantelijk rond op haar hakken. ‘Waarom kan ik niet hier blijven? Geef me één goede reden.’
‘Daarom,’ antwoord ik. Het liefst wil ik het daarbij laten, maar ze is geen klein kind en ik moet met iets beters komen. ‘Omdat het niet juist is,’ zeg ik dan, in de hoop dat ze me hoort. ‘Je hebt nog van alles te doen. We hebben allemaal nog een hoop te doen. Hier blijven en je verstoppen is… het is een soort vals spelen.’
‘Wie zegt dat?’ Ze tuurt naar me. ‘Wil je me soms vertellen dat al deze mensen die ik zie allemaal dood zijn?’
Ik kijk om me heen en zie de drukte op de stoepen, de lange rij voor de bioscoop en de karaokecafés. Ik weet ook dat ik niet weet hoe ik moet reageren. Ik bedoel, hoeveel van die mensen zijn net als Ava – moe, wanhopig verlangend de sleur te doorbreken, gedesillusioneerd? Hoeveel hebben de weg hiernaartoe gevonden en besloten nooit meer terug te gaan? Hoeveel zijn echt gestorven en niet de brug overgestoken, net als Riley in het begin?
Ik kijk weer naar Ava en weet dat ik het recht niet heb haar te vertellen wat ze wel en niet mag doen met haar leven. Vooral als ik stilsta bij het besluit dat ik zelf heb genomen over mijn leven.
Ik steek mijn hand uit en zeg: ‘Op dit moment heb ik je in elk geval nog nodig. Kun je me alles vertellen wat je weet van astrologie?’
Zevenendertig
‘En?’ Ik buig naar Ava toe, stevig leunend op mijn ellebogen. Ik probeer uit alle macht haar aandacht op mij gericht te houden, niet op de geluiden en het uitzicht op Saint-Germain.
‘Ik weet dat mijn sterrenbeeld Ram is.’ Ze haalt haar schouders op en kijkt liever naar de Seine, de Pont Neuf, de Eiffeltoren, de Arc de Triomphe en de Notre Dame-kathedraal (die in deze versie van Parijs allemaal netjes op een rijtje staan).
‘Is dat alles?’ Ik roer in mijn cappuccino en vraag me af waarom ik die eigenlijk besteld heb bij de stripfiguurachtige ober. Hij ziet er wel grappig uit met zijn krullende snor, het witte hemd en zijn zwarte vest. Maar in elk geval ben ik niet van plan mijn koffie op te drinken.
Ze zucht en draait zich naar me toe. ‘Ever, kun je je nou niet even ontspannen en van dit uitzicht genieten? Wanneer ben jij voor het laatst in Parijs geweest?’
‘Nooit,’ zeg ik terwijl ik demonstratief met mijn ogen rol uit frustratie. ‘Ik ben nog nooit in Parijs geweest. En ik wil niet onaardig zijn, Ava, maar dit…’ Ik maak een ruim handgebaar naar alles om ons heen – wijzend naar het Louvre dat vlak naast het Printemps-warenhuis staat met daarnaast meteen het Musée d’Orsay. ‘Dit is Parijs niet. Dit is een of andere hyper-Disneyversie van Parijs. Het is net alsof je een stapel reisbrochures en Franse ansichtkaarten op een hoop gooit, daar een paar scènes uit de animatiefilm Ratatouille aan toevoegt en alles goed door elkaar schudt. Dan krijg je dit. Ik bedoel, heb je de ober al eens goed bekeken? Heb je gemerkt hoe vaak hij zijn dienblad schuin houdt en ermee zwalkt, maar het nooit laat vallen? Ik kan me niet voorstellen dat er in Parijs zulke obers bestaan.’
Ik gedraag me als de grootste spelbreker aller tijden en toch kan Ava er alleen maar om lachen. Ze gooit haar golvende, kastanjebruine haren over haar schouder naar achteren. ‘Als je het weten wilt, dit is anders precies hoe ik me Parijs herinner. Misschien stonden al die beroemde gebouwen niet zo netjes naast elkaar, maar het ziet er zo veel gaver uit. Ik heb namelijk op de Sorbonne gezeten, de universiteit van Parijs. Heb ik je trouwens ooit verteld over die keer dat ik…’