Home>>read Blauwe maan free online

Blauwe maan(43)

By:Alyson Nol


Die woorden hoor ik al sinds ik uit mijn auto ben gestapt.

Ik heb geen idee wat het betekent, maar het doet me weinig – tot ik merk dat Damen vrolijk meedoet. Als hij eenmaal begint te lachen en net zo uit de hoogte doet als alle anderen, wil ik alleen nog maar maken dat ik wegkom. Terug naar mijn auto, terug naar huis, waar het veilig is.

Maar dat doe ik niet; het kan niet. Ik moet hier blijven. Ik probeer me ervan te overtuigen dat het tijdelijk is en dat ik er snel genoeg achter kom wat er aan de hand is. Het kan niet zo zijn dat ik Damen voorgoed kwijt ben.

Op een of andere manier houdt die gedachte me overeind. Dat en meneer Robins, die iedereen tot stilte maant. Als de bel gaat aan het einde van het uur en iedereen het lokaal uit loopt, ben ik al bijna in de gang als ik hoor: ‘Ever? Kan ik je even spreken?’

Mijn hand ligt op de deurgreep met mijn vingers eromheen, klaar om hem open te draaien.

‘Het duurt niet lang.’

Ik haal diep adem en geef me over. Zodra ik zijn gezicht zie, zet ik met mijn andere hand het volume van mijn iPod hoger.

Meneer Robins heeft me nog nooit laten nablijven na de les. Hij is niet het type voor een gezellig kletspraatje. Al die tijd was ik er zo zeker van dat ik dit kon voorkomen door gewoon mijn huiswerk te maken en goede cijfers te halen bij repetities.

‘Ik weet niet goed hoe ik dit moet zeggen, en ik wil ook zeker niet te ver gaan… Maar ik heb het gevoel dat ik toch met je moet praten over…’

Damen.

Het gaat over mijn zielsverwant. Mijn eeuwige liefde. Mijn grootste fan in de afgelopen vierhonderd jaar, die me nu niet eens zonder walging kan aankijken.

Het gaat over hoe Damen vanmorgen vroeg of hij ergens anders mocht zitten.

Omdat hij denkt dat ik een stalker ben.

Nu wil meneer Robins, mijn pas gescheiden, goedbedoelende leraar Engels, mij vertellen hoe relaties in elkaar zitten. Terwijl hij mij niet eens kent, Damen niet kent en geen idee heeft hoe de wereld in elkaar zit. Wat hij weet, is afkomstig uit stoffige, oude boeken waarvan de schrijvers lang geleden zijn overleden.

Nieuwe liefde kan intens zijn, zegt hij. Het voelt zo overweldigend, alsof er niets belangrijkers bestaat op de wereld. Voor zolang het duurt. Maar dat is niet zo, zegt hij. Er komen nog genoeg andere jongens als ik dit hoofdstuk maar afsluit en verderga. Het is belangrijk dat ik dat doe, het moet zelfs. Want… ‘Want stalken is niet de juiste oplossing hiervoor,’ vertelt hij me. ‘Het is zelfs strafbaar. Je kunt ervoor opgepakt worden, met allerlei nare gevolgen.’ Hij fronst zijn wenkbrauwen en hoopt dat hij duidelijk maakt hoe ernstig de situatie is.

‘Ik ben geen stalker,’ zeg ik. Te laat besef ik dat ik me veel te snel verdedig tegen het s-woord zonder eerst de gebruikelijke reacties te doorlopen als ‘Hij zei wát over mij? Waarom doet hij zoiets? Wat bedoelt hij daarmee?’ Dat zou een normaal iemand doen, iemand die echt niet weet waar het over gaat. Nu lijk ik nog schuldiger. Ik slik en probeer het nog een keer. ‘Luister, meneer Robins, met alle respect. Ik weet dat u het goed bedoelt en ik weet niet wat Damen u verteld heeft…’

Ik kijk hem aan en ‘zie’ precies wat Damen gezegd heeft. Dat ik ‘geobsedeerd ben’ door hem, dat ik ‘gestoord’ ben, dat ik ‘dag en nacht langs zijn huis rijd’, dat ik hem ‘constant bel’ en ‘griezelige, wanhopige, zielige berichten’ inspreek. Dat is niet allemaal gelogen, maar toch.

Meneer Robins laat me niet uitpraten. Hij schudt zijn hoofd. ‘Ever, het laatste wat ik wil, is partij kiezen of tussen jullie in staan. Want eerlijk gezegd zijn het mijn zaken niet en het is iets wat je toch vooral zelf moet doen. En ondanks je schorsing niet erg lang geleden en ondanks het feit dat je nauwelijks oplet tijdens de les en je iPod aan laat staan als ik je vraag hem uit te zetten… Je bent nog steeds een van mijn beste en slimste leerlingen. Ik zou het daarom vreselijk vinden als je een goede toekomst op het spel zet alleen maar… voor een jongen.’

Ik knijp mijn ogen dicht en haal adem. Ik schaam me zo diep dat ik het liefst door de grond zou zakken.

Eigenlijk is het nog veel erger dan dat. Ik voel me vernederd, voor schut gezet, gekwetst… Het liefst zou ik wegrennen en me ergens verstoppen.

‘Het is niet wat u denkt,’ zeg ik naar hem opkijkend. Stilletjes probeer ik ervoor te zorgen dat hij me gelooft. ‘Wat Damen u ook verteld heeft, het is niet wat het lijkt.’ Ik hoor meneer Robins zuchten en ik hoor wat hij denkt. Hij zou me graag willen vertellen hoe verloren hij zich voelde toen zijn vrouw en dochter hem verlieten. Dat hij niet meer wist hoe hij de dag door moest komen zonder hen. Maar hij is bang dat het ongepast is om me dat te vertellen. En daar heeft hij groot gelijk in.