‘Het lijkt erop dat je gegroeid bent. Ik weet het zelfs wel zeker. Dat is toch de spijkerbroek die ik voor je gekocht heb?’
Ik kijk omlaag naar mijn voeten en zie dat mijn enkels zichtbaar zijn onder mijn broekspijpen. Dat is een bizarre wending, want vanochtend sleepte de zoom van die broek nog over de grond. ‘Eh… dat zou kunnen,’ lieg ik, want we weten allebei dat het klopt.
Ze tuurt naar me en schudt haar hoofd. ‘Ik dacht toch echt dat het de juiste maat zou zijn. Volgens mij zit je in een groeispurt.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Maar ja, je bent ook pas zestien. Dus het kan nog makkelijk.’
Pas zestien, maar wel al heel dicht bij zeventien, denk ik stilletjes. Ik kan niet wachten tot ik achttien word, klaar ben met school en op mezelf kan gaan wonen. Dan zijn mijn duistere geheimen veilig en kan Sabine ook weer verder met haar leven zoals ze dat voor zich zag. Ik heb geen idee hoe ik haar ooit kan bedanken voor alles wat ze voor me gedaan heeft. Daar komt nu ook nog eens een behoorlijk dure spijkerbroek bij.
‘Ik hield op mijn vijftiende op met groeien, maar het lijkt erop dat jij nog een stuk langer wordt dan ik.’ Ze glimlacht en geeft me een handvol lepels aan.
Ik glimlach zwakjes en vraag me af hoeveel langer ik nog zal worden. Als ik maar geen rare reuzin word, geschikt voor op de voorkant van Ripleys Believe it or Not!, het tijdschrift over de meest wonderbaarlijke wezens en verschijningen. In een dag tijd meer dan vijf centimeter groeien is echt geen normale groeispurt meer, dat weet ik wel.
Nu ze dat zo zegt, realiseer ik me dat mijn nagels ook veel sneller groeien dan eerst. Ik moet ze nu bijna dagelijks knippen. En mijn pony is al tot aan mijn kin gegroeid, ook al ben ik pas een paar weken van plan hem niet meer te knippen. Het blauw van mijn ogen lijkt ook steeds donkerder te worden. En de voortanden die altijd een beetje scheef stonden, staan nu recht. En wat ik ook met mijn huid doe, hoe weinig ik die ook reinig, mijn gezicht blijft vrij van puistjes, mee-eters en rode vlekken.
En nu ben ik sinds het ontbijt meer dan 7,5 cm gegroeid?
Dat kan maar één oorzaak hebben: de onsterfelijkheidsdrank. Ik ben nu iets meer dan een halfjaar onsterfelijk, maar er was nog niet veel veranderd (behalve dan het feit dat mijn wondjes spontaan genezen) tot ik dat spul begon te drinken. Nu lijkt het wel alsof al mijn positieve lichamelijke kenmerken vergroot en verbeterd zijn, terwijl alle middelmatige dingen er alleen maar op vooruit zijn gegaan.
Een deel van me vindt het een spannend vooruitzicht en is benieuwd wat er nog meer gaat gebeuren. Maar het andere deel kan niet anders dan vaststellen dat ik net op tijd al mijn onsterfelijke kwaliteiten krijg om de rest van de eeuwigheid in mijn eentje door te brengen.
‘Dat moet komen door dat drankje dat je altijd maar naar binnen giet,’ lacht Sabine. ‘Misschien moet ik het ook maar eens proberen. Ik zou het niet erg vinden om eens boven de een meter drieënzestig uit te komen zonder hoge hakken nodig te hebben!’
‘Nee!’ roep ik. Het is eruit voor ik er erg in heb, want zo’n reactie wekt natuurlijk alleen maar argwaan.
Ze kijkt me aan met gefronste wenkbrauwen en de vochtige spons in haar hand.
‘Ik bedoel, ik weet zeker dat je het niet lekker vindt. Sterker nog, je vindt het vast smerig. Echt waar, er zit een rare nasmaak aan.’ Ik knik en trek er een vrolijk gezicht bij, zodat ze niet merkt hoe erg ik geschrokken ben van haar opmerking.
‘Dat weet ik pas als ik het probeer, nietwaar?’ zegt ze met haar blik op mij gericht. ‘Waar koop je het eigenlijk? Ik kan me niet herinneren het ooit in de winkel gezien te hebben. En er zit ook geen etiket op de flesjes. Hoe heet dat spul eigenlijk?’
‘Ik krijg het van Damen.’ Het doet me goed zijn naam te noemen, maar het helpt nauwelijks de enorme leegte van zijn afwezigheid te vullen.
‘Vraag hem dan maar eens om een extra flesje voor mij.’
Als ze dat zegt, weet ik dat dit niet alleen maar om het drankje gaat. Ze probeert me zover te krijgen dat ik praat, dat ik uitleg waarom hij er niet was tijdens het etentje zaterdagavond en sinds die tijd ook niet meer is langsgekomen.
Ik klap de vaatwasser dicht en draai me om. Ik doe net alsof ik het aanrecht poets, terwijl het al schoon is. Zonder haar aan te kijken, antwoord ik: ‘Ik denk niet dat dat gaat lukken. Want… eh… nou ja, we… we hebben een soort pauze ingelast.’ Mijn stem laat het afweten en ik schaam me rot.
Ze strekt haar armen naar me uit en wil me knuffelen, geruststellen en zeggen dat alles wel weer goed komt. Ik sta met mijn rug naar haar toe, dus ik kan het niet letterlijk zien, maar ik zie het in mijn gedachten. Daarom doe ik een stap opzij, bij haar vandaan.
‘O, Ever. Het spijt me. Ik wist niet…’ Haar handen vallen slap langs haar zij en ze weet niet wat ze moet doen nu ik opzij ben gegaan.