Home>>read Blauwe maan free online

Blauwe maan(36)

By:Alyson Nol


Maar wat moest ik dan? Ik bedoel, als hij nou wel een ongeluk had gehad of zoiets, dan zou de politie dat toch weten? Dus ging ik zondagochtend naar het politiebureau om een vermissing op te geven. Ik heb alle standaardvragen beantwoord: mannelijk, blank, bruine ogen, bruin haar… Tot de vraag voorbijkwam welke leeftijd hij heeft en ik me erop betrapte dat ik bijna had gezegd: ‘Ongeveer 617.’

‘Ja, ik heb hem opgegeven als vermist,’ geef ik uiteindelijk toe als ik het gaspedaal flink intrap zodra het licht groen wordt. De wijzer van de snelheidsmeter schiet omhoog. ‘Ze hebben het genoteerd en houden me op de hoogte.’

‘Is dat alles? Dat kan toch niet? Hij is minderjarig, hij is nog niet eens volwassen!’

‘Ja, maar hij is ook zelfstandig voor de wet. Dat verandert de hele situatie. Hij is wettelijk aansprakelijk voor zichzelf en zo is er nog veel meer dat ik niet begrijp. Bovendien heb ik geen idee hoe zij zo’n onderzoek instellen en ze hebben me er ook maar weinig over verteld.’ Ik neem gas terug nu we in de schoolzone rijden.

‘Moeten we flyers uitdelen? Of een stille tocht organiseren zoals je zo vaak op tv ziet?’

Mijn maag draait zich om als hij dat zegt, ook al weet ik dat hij altijd overdreven dramatisch uit de hoek komt. Hij bedoelt het in elk geval goed. Maar tot nu toe had ik er nooit bij stilgestaan dat het zo ver zou komen. Ik bedoel, Damen zal toch wel weer opduiken? Hij moet wel! Wat zou hem nou kunnen overkomen?

De gedachte hangt nog in mijn hoofd als ik het parkeerterrein op rijd en hem uit zijn auto zie stappen. Hij ziet er sexy, aantrekkelijk en lekker strak uit – je zou denken dat er niets aan de hand is. Alsof er de afgelopen dagen helemaal niets bijzonders is gebeurd.

Als een gek trap ik op mijn rem en de auto schokt nog na van de plotselinge stop. De bestuurder achter me moet ook plotseling op zijn rem staan. Mijn hart bonkt, mijn handen trillen en ik zie hoe mijn ongelooflijk aantrekkelijke en tot dan toe spoorloos verdwenen vriendje zijn handen door zijn haren haalt. Hij doet het zo opvallend en met zoveel concentratie dat het lijkt alsof er op dat moment niets belangrijkers bestaat.

Dat had ik niet verwacht.

‘What the hell?’ gilt Miles uit. Hij staart met open mond naar Damen terwijl diverse auto’s achter ons luid beginnen te toeteren. ‘En waarom staat zijn auto helemaal daar? Waarom staat hij niet op het bijna allerbeste plekje en bewaart hij het beste niet voor ons, zoals altijd?’

Die vragen kan ik niet beantwoorden. Dus zet ik mijn auto naast die van Damen, in de hoop dat hij het ons kan vertellen.

Ik laat mijn raam zakken en voel me om een of andere reden nogal verlegen en ongemakkelijk als hij alleen maar kort naar me kijkt en dan zijn hoofd wegdraait. ‘Eh, is alles oké?’ Ik krimp ineen als hij bijna onzichtbaar knikt. Het is zo’n beetje de meest onopvallende manier die hij kan bedenken om te laten merken dat hij me toch echt ziet en hoort.

Hij reikt in zijn auto naar zijn tas en maakt van de gelegenheid gebruik om zijn uiterlijk nog een keer te bewonderen in de zijspiegel. Ik slik nog een keer. ‘Je was vrijdagavond opeens weg… ik heb je het hele weekend niet kunnen vinden of bereiken… dus ik maakte me een beetje zorgen… ik heb een paar berichtjes ingesproken… heb je die nog gekregen, toevallig?’ Ik pers mijn lippen op elkaar en huiver als ik hoor hoe zielig, voorzichtig en sneu mijn vraag klinkt.

Je was opeens weg? Ik maakte me een béétje zorgen?

Wat ik het liefst wil doen is een keel opzetten en schreeuwen: Hé, jij daar, in je supergladde, zwarte, strakke pakkie – waar heb jij al die tijd gezeten zonder wat te laten horen?

Ik zie hoe hij zijn tas over zijn schouder hangt en naar me opkijkt. Met een paar stevige passen staat hij naast me. De afstand tussen ons is alleen letterlijk afgenomen. Emotioneel gezien is die groter dan ooit, want als ik in zijn ogen kijk, lijkt hij heel ergens anders te zijn.

Dan merk ik pas dat ik al die tijd mijn adem heb ingehouden. Hij buigt voorover, leunt op mijn raampje en houdt zijn gezicht vlak voor het mijne. ‘Ja, ik heb je berichtjes gekregen. Alle 59.’

Ik voel zijn warme adem op mijn huid. Mijn mond zakt open en ik zoek zijn blik en de warmte die zijn ogen me elke keer laten voelen. Er gebeurt niets. Sterker nog: ik voel een rilling als ik alleen maar een kille, lege blik tegenover me zie. Het is niet het complete gebrek aan herkenning dat ik een paar dagen geleden dacht te zien. Nee, dit is veel erger.

Als ik hem nu aankijk, kan ik namelijk zien dat hij weet wie ik ben. En dat hij liever zou willen dat hij me niet kende.

‘Damen, ik…’ Mijn stem wordt hees en achter me toetert een auto. Miles mompelt iets wat ik niet kan verstaan.

Voor ik mijn keel kan schrapen en de zin nog een keer kan beginnen, schudt Damen zijn hoofd en hij loopt weg.