Ik trek mijn spijkerbroek aan, duw mijn voeten in een paar teenslippers, trek een topje met spaghettibandjes aan en daar een shirt met lange mouwen overheen. Vlak voor ik de deur uit loop, draai ik me om en pak mijn iPod, mijn hoody en mijn zonnebril. Ik kan maar beter voorbereid zijn op het ergste, aangezien ik geen idee heb wat ik op school aantref.
‘Heb je hem gevonden?’
Ik schud mijn hoofd en wacht tot Miles naast me in de auto zit. Hij laat zijn rugtas op de grond vallen en kijkt me vol medelijden aan.
‘Ik heb geprobeerd hem te bellen,’ zegt hij terwijl hij zijn haren uit zijn gezicht veegt. Zijn nagels hebben nog steeds een felroze kleur. ‘Ik heb zelfs geprobeerd bij hem thuis te kijken, maar ik kwam niet langs de bewaking. En geloof me, je wilt geen ruzie krijgen met Grote Sheila. Die neemt haar baan vreselijk serieus.’ Hij lacht en probeert de sfeer luchtig te houden.
Ik haal mijn schouders op. Graag zou ik met hem meelachen, maar dat lukt niet. Ik ben een wrak sinds vrijdag en het enige wat helpt is Damen weer zien.
‘Je moet je niet zo druk maken,’ zegt Miles als hij zich naar me toe draait. ‘Alles is vast in orde. Ik bedoel, dit is toch niet de eerste keer dat hij verdwijnt.’
Ik kijk naar hem en weet al wat hij gaat zeggen voor de woorden eruit zijn. Hij bedoelt die laatste keer dat Damen verdween, die keer dat ik hem wegstuurde. ‘Ja, maar dat was anders,’ zeg ik. ‘Geloof me, dat was iets heel anders.’
‘Hoe weet je dat zo zeker?’ Hij vraagt het voorzichtig en houdt me goed in de gaten.
Ik haal diep adem en kijk naar de weg voor me. Moet ik het hem vertellen of niet? Ik heb nu al zo lang met niemand meer gepraat… De laatste keer dat ik een vriend in vertrouwen nam, was ver voor het ongeluk, voordat mijn leven veranderde. Soms voelt het ontzettend eenzaam om al die geheimen voor me te houden. Maar al te graag schud ik dat juk van me af en wil ik weer roddelen met mijn vrienden als elk ander meisje.
Ik kijk Miles aan en weet dat ik hem kan vertrouwen. Ik weet alleen niet of ik mezelf wel kan vertrouwen. Het is net als bij een blikje fris dat is gevallen en flink door elkaar is geschud. Al mijn geheimen borrelen nu tegelijk naar boven.
‘Hé, is alles wel goed?’ Hij kijkt me vragend aan.
Ik slik. ‘Vrijdagavond? Na de voorstelling?’ Even wacht ik, ook al heb ik zijn volledige aandacht. ‘Nou ja, we zouden… eh… we hadden plannen.’
‘Plannen?’ Hij buigt verder naar me toe.
‘Grootse plannen,’ knik ik terwijl er een glimlach verschijnt rond mijn mondhoeken. Die is even vlug weer verdwenen als ik denk hoe vreselijk het allemaal is afgelopen.
‘Hoe groots, waar hebben we het over?’ Hij kijkt me aan met grote ogen.
Ik schud mijn hoofd en houd mijn blik op de weg gericht. ‘Gewoon, de gebruikelijke vrijdagavond. Je weet wel, een hotelkamer in het Montage, nieuwe lingerie, aardbeien in chocoladefondue, twee glazen champagne…’
‘O, mijn god, dat meen je niet!’ piept hij.
Ik werp een blik op hem en zie zijn gezicht betrekken als hij beseft wat dat betekent.
‘O, mijn god. Dat is er dus nooit van gekomen. Zo ver kwam je niet, aangezien hij…’ Hij kijkt me aan. ‘O, Ever, wat erg.’
Ik haal mijn schouders op nu ik de teleurstelling die ik voel zo duidelijk van zijn gezicht kan aflezen.
‘Luister.’ Hij legt een hand op mijn arm als ik voor het stoplicht stilsta, maar haalt die dan weg zodra hij beseft dat ik liever niet aangeraakt word door iemand anders dan Damen. Wat hij niet weet, is dat ik dat alleen maar doe om de ongevraagde overdracht van energie te vermijden. ‘Ever, je bent beeldschoon, echt waar. Vooral nu je die slonzige hoody’s niet meer…’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik durf wel te zeggen dat Damen je nooit uit eigen vrije wil heeft laten zitten. Ik bedoel, laten we eerlijk zijn. Hij is verliefd, hij heeft het flink te pakken, dat kan iedereen zien. En geloof me, met de manier waarop jullie niet van elkaar af kunnen blijven hééft iedereen dat ook gezien. Hij is er echt niet zomaar vandoor gegaan!’
Ik kijk hem van opzij aan en wil hem herinneren aan wat Roman zei, dat hij Damen met eigen ogen in volle vaart zag wegrijden. Ik wil bekennen dat ik het onheilspellende gevoel heb dat Roman er iets mee te maken heeft, als het niet gewoon zijn schuld is. Maar net als ik mijn mond opendoe, weet ik dat ik het niet kan toegeven. Ik heb geen bewijs, geen enkele aanwijzing.
‘Heb je de politie gebeld?’ Zijn blik is plotseling ernstig.
Ik pers mijn lippen op elkaar en tuur naar het stoplicht recht voor me. Dat heb ik inderdaad gedaan en ik voel me schuldig. Als straks blijkt dat er niets aan de hand is en Damen zonder schrammetje opduikt, zal hij niet erg blij zijn dat ik al die aandacht op hem heb gevestigd.