Daar heb ik geen zin in. Ik hoef zijn vriendschap niet. Ik wil gewoon dat hij zich omdraait, ergens anders naartoe gaat en mij met rust laat zodat ik Damen kan zoeken.
Toch kan ik het hier niet bij laten. Hij mag niet het laatste woord hebben. Dus kijk ik om en zeg: ‘Overschat jezelf niet, Roman. Om iemand te haten, moet je eerst om hem geven. In dat geval zou ik jou nooit kunnen haten.’
Dan steek ik met grote passen de straat over, ook al is het licht nog steeds niet op groen gesprongen. Ik manoeuvreer me om een paar veel te snelle auto’s heen die nog net even door oranje rijden, maar voel nog steeds de indringende kilte van zijn starende blik.
‘Hoe zit het dan met je schoenen?’ roept hij me na. ‘Het zou zonde zijn om ze zomaar achter te laten. Dat riempje kan nog wel gerepareerd worden.’
Zonder om te kijken, loop ik door. Ik zie in gedachten dat hij een buiging maakt en zijn arm met een overdreven zwaai hoog in de lucht tilt, mijn sandalen bungelend aan zijn vingertoppen. Dan hoor ik een bulderend gelach dat me achtervolgt langs de boulevard en over straat.
Dertien
Zodra ik aan de overkant van de straat ben, duik ik weg achter een gebouw. Ik kijk om de hoek en wacht tot Romans kersenrode Aston Martin Roadster de straat op rijdt en uit het zicht verdwijnt. Daarna wacht ik nog een paar minuten om er zeker van te zijn dat hij echt weg is en voorlopig in elk geval niet meer terugkomt.
Ik moet Damen zien te vinden. Ik moet weten wat er met hem gebeurd is, waarom hij zomaar is verdwenen zonder iets te zeggen. Ik bedoel, hij kijkt al vierhonderd jaar uit naar deze avond – wij allebei. Het feit dat hij er nu niet is, kan alleen maar betekenen dat er iets heel erg mis is.
Maar eerst heb ik een auto nodig. Je kunt nergens komen in Orange County zonder auto. Ik sluit mijn ogen en denk aan de eerste wagen die in me opkomt: een hemelsblauwe VW Kever – net zo een als die van Shayla Sparks, de gaafste ouderejaars die ooit heeft rondgelopen op Hillcrest High, mijn oude school. Ik herinner me de ronde vorm die me deed denken aan een tekenfilm en de zwarte stoffen kap die er zo luxe uitzag, maar die heel wat heeft moeten doorstaan in de meedogenloze regenbuien van Oregon. Ik zie de wagen voor me, zo duidelijk alsof hij echt voor me staat, glimmend, rond en ontzettend schattig. Ik voel hoe mijn vingers de handgreep van de deur vastpakken en ik voel het zachte leer onder me als ik me op de stoel laat zakken. In de houder vlak voor me laat ik nog één enkele, rode tulp verschijnen. Dan doe ik mijn ogen open en ik zie dat de auto voor me klaarstaat.
Alleen heb ik geen flauw idee hoe ik de motor aan de praat krijg.
Ik ben vergeten er een sleutel bij te laten verschijnen.
Zoiets heeft Damen nooit tegengehouden, dus ik sluit mijn ogen nog een keer en gebruik mijn wilskracht om de motor te laten starten. Ik denk aan het geluid dat Shayla’s auto maakte terwijl mijn beste vriendin Rachel en ik vanaf de stoep toekeken na school. Jaloers zagen we hoe al haar supercoole vrienden bij haar in de Kever gingen zitten.
Zodra de motor ronkt, rijd ik in de richting van de Coast Highway. Ik besluit mijn zoektocht te beginnen bij het Montage-hotel, de plek waar we terecht hadden moeten komen. Daarna zie ik wel.
Op dit uur is er veel verkeer, maar dat houdt me nauwelijks tegen. Ik concentreer me op alle auto’s om me heen en ‘zie’ wat elke bestuurder van plan is te doen. Ik plan mijn route daaromheen. Soepel en vlug beweeg ik de kleine auto van de ene open plek naar de andere tot ik uitkom bij de ingang van het hotel. Daar spring ik uit de Kever en hol naar de lobby.
Ik rem alleen even af als ik de valetparkingmedewerker hoor roepen: ‘Hé, wacht! Wat moet ik met de sleutel doen?’
Ik blijf staan en hap naar lucht. Pas als ik hem naar mijn voeten zie staren, besef ik dat ik niet alleen zonder sleutel, maar ook zonder schoenen ben weggerend. Ik weet dat ik niet nog meer tijd kan verspillen en wil ook geen schoenen laten verschijnen terwijl hij toekijkt, dus hol ik verder naar de ingang. ‘Laat hem maar draaien, ik ben zo weer terug!’ roep ik naar hem.
Meteen haast ik me naar de balie, waarbij ik langs een lange rij gefrustreerde mensen kom. Ze staan allemaal met zware golftassen en bagage met hun initialen erop te wachten, klagend over het late inchecken vanwege een vertraagde vlucht. Als ik voordring bij een wat ouder stel dat net aan de beurt is, bereikt het gegrom en geklaag een nieuw hoogtepunt.
‘Is Damen Auguste ingecheckt?’ vraag ik terwijl ik alle protesten om me heen negeer. Mijn vingers grijpen de rand van de balie stevig vast en ik doe mijn best kalm te blijven.
‘Sorry, wie zegt u?’ De receptioniste werpt het stel achter mij een vlugge blik toe die zoveel moet zeggen als: geen zorgen, ik ben zo klaar met dit asociale exemplaar.
‘Damen. Auguste.’ Ik spreek zijn naam voorzichtig en langzaam uit met meer geduld dan ik eigenlijk heb.