‘Maar ik kwam nooit opdagen.’ Ik zie in gedachten hoe hij bezorgd en angstig heen en weer loopt, bang dat ik me heb bedacht.
‘Pas de volgende dag hoorde ik dat je was omgekomen bij een ongeluk. Je was onderweg naar mij toen je werd overreden door een koets.’ Hij kijkt me aan en laat me zijn verdriet zien, het ondraaglijke, verterende en hartverscheurende verdriet. ‘Destijds is het nooit in me opgekomen dat Drina verantwoordelijk was. Ik heb het nooit geweten, tot ze het jou een paar weken geleden vertelde. Het leek een gewoon ongeluk te zijn, een vreselijk, ongelukkig toeval. Waarschijnlijk was het verlies zo erg dat ik er nooit over nadacht dat er een andere oorzaak kon zijn…’
‘Hoe oud was ik?’ vraag ik met dichtgeknepen keel. Ik weet dat ik nog jong was, maar ik wil de details weten.
Hij trekt me naar zich toe en streelt met zijn vinger langs mijn wang. ‘Je was zestien jaar oud en je heette Evaline.’ Zijn lippen spelen met mijn oorlelletje.
‘Evaline,’ herhaal ik zacht. Meteen voel ik een band met mijn tragische vorige leven. Al jong haar ouders verloren, de liefde gevonden bij Damen en overleden toen ze zestien was. Zo heel anders dan ik was ze helemaal niet.
‘Jaren later zag ik je weer in New England, de Engelse kolonie in Amerika. In dat leven was je de dochter van een strikte puritein. Toen begon ik weer te geloven dat ik gelukkig kon zijn.’
‘De dochter van een puritein?’ Ik kijk hem aan en zie het donkerharige, bleke meisje dat hij me laat zien in haar sobere, blauwe jurk. ‘Waren al mijn vorige levens zo saai?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Wat voor vreselijk ongeluk kostte me die keer het leven?’
‘De verdrinkingsdood.’ Hij zucht. Zodra ik het hoor, overspoelt zijn enorme verdriet me helemaal opnieuw. ‘Ik was er zo kapot van dat ik meteen ben teruggevaren naar Londen, waar ik jarenlang met tussenpozen gewoond heb. Ik wilde net vertrekken naar Tunesië, toen je terugkeerde op aarde als een aantrekkelijke, rijke, maar redelijk verwende, dochter van een grootgrondbezitter in Londen.’
‘Laat me dat eens zien!’ Ik kruip dicht tegen hem aan en kan niet wachten tot ik een wat luxer leven kan bekijken. Zijn vinger glijdt over mijn voorhoofd terwijl hij me een knappe brunette laat zien in een prachtige, groene jurk met een ingewikkeld kapsel en een paar schitterende juwelen.
Een rijke, verwende, manipulatieve flirt. Haar leven is een aaneenschakeling van feestjes en uitjes naar dure winkels en boetiekjes. Ze heeft haar zinnen duidelijk op een ander gezet, tot ze Damen ontmoet…
‘Wat gebeurde er die keer?’ Ik vind het jammer haar te zien verdwijnen, maar ik moet weten wat er met haar gebeurd is.
‘Een dodelijke val.’ Hij sluit zijn ogen. ‘Tegen die tijd was ik ervan overtuigd dat ik gestraft werd. Ik had het eeuwige leven, maar zou nooit ware liefde kennen.’
Hij houdt mijn gezicht in zijn handen en zijn vingers stralen liefde en eerbied uit, zo’n heerlijk warme tinteling, dat ik mijn ogen dichtdoe en nog dichter tegen hem aan kruip. Ik concentreer me op het gevoel van zijn huid nu we zo dicht tegen elkaar aan liggen. Alles om ons heen verdwijnt en even is er niets anders dan hij en ik – geen verleden, geen toekomst, niets meer dan dit ene moment.
Ik bedoel, ik ben bij hem, hij is bij mij en zo zullen we voor altijd en eeuwig samen zijn. Die vorige levens zijn op zich wel interessant, maar ze dienden er alleen voor om bij dit moment uit te komen. Nu Drina dood is, staat niets ons meer in de weg. Niets kan ons tegenhouden om verder te gaan – behalve ik. Natuurlijk wil ik graag weten wat er in al die jaren gebeurd is, maar dat kan wachten. Het wordt tijd dat ik mijn idiote jaloezie en onzekerheden opzijzet. Geen smoesjes meer. Gewoon die laatste, grote stap zetten na al die jaren.
Net als ik hem dat wil vertellen, beweegt hij zo snel opzij dat ik even nodig heb voor ik weer bij hem ben.
‘Wat is er?’ roep ik uit als hij zijn duimen tegen zijn slapen aan drukt en moeite heeft met ademhalen. Als hij opkijkt en mij ziet, lijkt hij me totaal niet te herkennen. Zijn blik boort dwars door me heen.
De vreemde blik is even vlug weer verdwenen. De liefhebbende, warme blik die ik van hem gewend ben, keert terug. Hij wrijft in zijn ogen en schudt zijn hoofd hard heen en weer voor hij me aankijkt. ‘Ik heb me niet zo vreemd gevoeld sinds…’ Hij wacht even en staart nadenkend voor zich uit. ‘Nou, volgens mij nog nooit, eigenlijk.’ Als hij mijn bezorgde blik ziet, zegt hij vlug: ‘Ik voel me alweer goed. Heus.’ Ik weiger hem los te laten, maar hij glimlacht. ‘Wat dacht je van een tripje naar Zomerland?’
‘Meen je dat?’ Mijn ogen stralen.
De eerste keer dat ik die wonderlijke, magische plek bezocht, die dimensie tussen andere dimensies, was ik dood. Ik werd zo betoverd door de schoonheid van mijn omgeving dat ik er niet weg wilde. De tweede keer was ik er samen met Damen. Nadat hij me alle geweldige mogelijkheden van de plek had laten zien, kon ik niet wachten om weer terug te keren. Maar Zomerland is alleen toegankelijk voor overledenen of iemand met vergevorderde geestelijke krachten. Dus ik kan er niet in mijn eentje naartoe.