Freek had het gemerkt. Natuurlijk merkte hij het, hij kende haar zo goed. Na twintig jaar huwelijk krab je het behang niet meer van de muur van verlangen naar je wederhelft, maar eens in de drie, vier maanden seks was wel erg weinig. Zij miste het niet, maar Freek werd er chagrijnig van.
Hun relatie naderde een dieptepunt toen ze op het punt stonden om naar een feestje te gaan. Ze had een nieuw rokje onder een laag uitgesneden truitje aan, en een bijpassende ketting. Ze had veel aandacht besteed aan haar schouderlange donkerbruine haar, waar ze krullers in had gezet zodat het wat meer volume kreeg. Freek hield niet van lagen make-up en zijzelf evenmin, maar het kostte evengoed nog een dik kwartier om er naturel uit te zien. Heel tevreden met haar uiterlijk kwam ze de trap af.
‘Ben je eindelijk klaar?’ zei Freek en hij pakte de feestelijk verpakte fles wijn van tafel.
Toen een complimentje uitbleef, liep Senta langs hem heen naar de woonkamer en streek voor de spiegel haar dikke donkere haar naar achteren. ‘Goh, Senta, wat zie je er goed uit,’ zei ze.
Iets in haar stem deed Freek opkijken en beschuldigend keek ze terug. ‘Weet je dat je me nooit een complimentje geeft? Dat je nooit eens zegt dat ik er mooi uitzie?’
‘Je ziet er altijd mooi uit.’
‘Maar het is ook weleens leuk om dat te horen!’
Met pretlichtjes in zijn ogen keek Freek haar aan. ‘Goh liefje, wat zie je er mooi uit.’
Een beetje wrokkig haalde ze haar schouders op, liep naar de gang en trok haar jas aan.
‘Hé, nou geef ik je een complimentje en nu is het weer niet goed!’
‘Je moet nog even werken aan je spontaniteit,’ snauwde Senta.
‘Iedere keer als ik jou een complimentje wil geven begin je te zeuren dat ik je nooit een complimentje geef, en daarna ben ik niet meer spontaan. Wat wil je nou?’
‘Ach man,’ reageerde Senta geërgerd. ‘Wat jou betreft kan ik net zo goed in een tuinbroek en met een bloempotkapsel meegaan.’
‘Dan ben je nóg mooi,’ zei hij lief.
Hij bedoelde het goed. Dat was het probleem, hij bedoelde alles goed, maar hij voelde niet aan wat ze miste in hun relatie. Misschien wel de vonk die dit soort strijdpunten voorkwam.
Het is vreemd om een stukje van je geheugen kwijt te zijn. Al is het nog zo klein, het is wel het meest cruciale moment van haar leven. Ze had dood kunnen zijn. Ze heeft gedacht dat ze ging verdrinken, ze is in paniek geweest en heeft doodsangst gevoeld. Of was ze meteen bewusteloos en heeft ze er niets van gemerkt dat de auto vol water liep en zonk? Is dat de reden dat ze zich het ongeluk niet kan herinneren?
Het idee van de zinkende auto doet Senta huiveren. Niels had gelijk, ze mag dankbaar zijn dat ze er niets meer van weet.
Zou Alexander weten dat ze in het ziekenhuis ligt? Er staat geen telefoon op haar kamer en haar mobieltje is natuurlijk reddeloos verloren. Naast het nadeel van alle nummers die daarmee verloren zijn gegaan, heeft het ook een voordeel: niemand kan haar ingesproken berichten en sms’jes achterhalen. En Alexanders nummer kent ze uit haar hoofd.
Morgen zal ze Freek vragen een nieuw mobieltje voor haar te kopen. Terwijl ze langzaam in slaap sukkelt dringt de ironie van dat voornemen nog net tot haar door.
24
Er is iemand binnengekomen. Ergens ver weg in haar dromen hoort Senta het gerammel van een karretje en het gedempte gepraat van de verpleegsters op de gang. Langzaam verlaat ze de droomwereld waarin ze ronddoolde in de mist, en keert ze terug naar de werkelijkheid.
In het glazen kamertje van de verpleging brandt licht. Monitoren lichten op, maar rond haar bed is het donker. Om haar heen klinkt het gepiep van apparaten.
Krampachtig sluit Senta haar ogen. Om redenen die ze niet begrijpt wil ze terug naar haar droom. Ze weet niet precies meer waar hij over ging, de beelden zijn vervlogen, maar het gevoel van onbehagen dat hij haar bezorgde niet. De vele onzichtbare draden van haar bewustzijn houden het krampachtig vast, alsof ze met alle geweld haar aandacht ergens op willen vestigen.
Het leven in het ziekenhuis komt langzaam op gang en maakt de kans dat ze weer in slaap valt en verder kan dromen met de minuut geringer. Ten slotte legt Senta zich erbij neer dat de dag is begonnen.
‘Goedemorgen!’ Dokter Lilian Reijnders komt glimlachend aan haar voeteneind staan. ‘Hoe voel je je vandaag? Goed geslapen?’
Senta glimlacht terug. ‘Ja, heel goed. Een beetje warrig gedroomd, maar ik ben wel uitgerust.’
‘Mooi zo.’ Dokter Reijnders kijkt op haar status. ‘Ik heb goed nieuws, de laatste testen zien er ook allemaal prima uit. Ik denk dat we je wel snel kunnen laten gaan.’
‘Mag ik naar huis? Wanneer?’
‘Laten we het nog even aankijken.’ Dokter Reijnders neemt plaats op een krukje naast Senta’s bed. ‘Verdrinkingsslachtoffers die geen water hebben geaspireerd kunnen we meestal na een dag wel laten gaan, maar jij bent bewusteloos geweest. Volgens je redder raakte je kort voor hij je boven water haalde buiten bewustzijn, want toen voelde hij je verslappen. Maar op het moment dat je bewusteloos raakt, gaat je mond open en stroomt er water in je longen. Dat laatste hebben we niet kunnen constateren, maar een minieme hoeveelheid is al genoeg om ards te veroorzaken.’