‘En waar is papa nu?’
Anouk kijkt hulpzoekend in Lisa’s richting, die haar bloed voelt bevriezen omdat ze precies aanvoelt waar deze vragen naartoe gaan.
‘Nou?’ dringt Kreuger aan. ‘Je weet toch wel waar je vader is? Zit hij op zijn werk?’
Anouk knikt voorzichtig, zonder haar ogen los te maken van die van haar moeder.
‘En hoe laat komt hij meestal thuis?’
Stilte.
‘Ik vroeg je wat!’ schreeuwt Kreuger en Anouk begint verschrikt te huilen.
‘Hij is weg,’ zegt Lisa snel. ‘Hij woont ergens anders, we zijn uit elkaar.’
Het heeft geen zin om eromheen te draaien, hij komt er toch wel achter. Er is geen mannenkleding meer in huis en er staan geen scheerspullen in het badkamerkastje. Op de foto’s en de littekens op haar hart na heeft Menno geen sporen achtergelaten.
Kreuger beent naar haar toe en blijft vlak voor haar staan. Ze durft niet naar hem op te kijken.
‘Net zei je dat je man om halfzes thuiskwam,’ zegt hij met vreemd lage stem.
‘Het… het spijt me. Ik dacht dat je dan voor die tijd weg zou gaan. Ik…’
Zijn arm maakt een snelle beweging en zijn vuist raakt haar neus. Het bloed spuit eruit. Anouk begint te gillen, Lisa slaakt een kreet en grijpt naar haar gezicht. Ze houdt haar hoofd tussen haar benen en drukt een kussentje dat op de bank ligt tegen haar neus in een poging de bloeding te stelpen.
‘Kijk me aan,’ beveelt Kreuger met ijzige stem.
Behoedzaam kijkt Lisa op, haar ogen gevuld met tranen van pijn.
‘Lieg me geen tweede keer voor. Ik hou niet van leugenachtige wijven.’ In Kreugers ogen ligt een dreigende glans. ‘Als je precies doet wat ik zeg, overkomt jullie niets. Maar anders…’
‘Oké,’ zegt Lisa gesmoord. ‘Ik zal doen wat je zegt. Echt waar, ik beloof het.’
Ze meent het. Ze weet niet hoe lang hij van plan is te blijven, maar hoe lang het ook is, ze houdt het heus wel vol. Ze heeft geen andere keus, ze moet er het beste van zien te maken. Zijn vertrouwen winnen, vriendjes worden.
Zou hij menen dat hij niet van plan is om hun iets aan te doen? Ze heeft zijn gezicht gezien en ze kent zijn naam. Misschien vermoordt hij hen wel als hij genoeg heeft van hun gezelschap.
Nee, spreekt ze zichzelf toe. Hij heeft gezegd dat hij dat niet zal doen en daar moet je op vertrouwen. Anders word je gek.
Gek zal ze niet zo snel worden, maar ze moet voorkomen dat ze haar zelfbeheersing verliest. Voor Anouk, maar ook voor zichzelf.
Langzaam strekt Lisa haar armen en benen om haar verstijfde spieren op te rekken en wat te ontspannen. Tegelijk concentreert ze zich op de taak die voor haar ligt: vriendjes worden met die gestoorde gek die met een mes in haar hand heeft gestoken en haar twee keer een bloedneus heeft geslagen. God mag weten waar hij nog meer toe in staat is, maar dat gaat ze niet uitproberen. Ze verbiedt zichzelf daaraan te denken. Dat kan ze, ze is in staat om het angstige deel van haar persoonlijkheid naar achteren te schuiven en een ander deel naar voren te halen. Ergens diep in haar zit een schakel die ze met ijzeren discipline kan overhalen, zodat het beven en stamelen ophoudt en haar lichaam haar weer gehoorzaamt.
Vanaf de bank klinkt Anouks piepende ademhaling, afgewisseld met gesnik. Meteen legt Lisa het bebloede kussentje op de grond om haar dochter naar zich toe trekken, maar Anouk verzet zich.
‘Mama, je gezicht zit helemaal onder het bloed,’ zegt ze met betraande wangen.
‘Stil maar meisje, niet huilen. Het lijkt erger dan het is,’ sust Lisa. ‘Weet je nog toen je met je fiets was gevallen en je een snee in je voorhoofd had? Dat bloedde toch ook ontzettend? Terwijl er maar een heel klein sneetje zat.’
‘Bloedt je neus nog?’ vraagt Kreuger zakelijk.
Lisa wrijft voorzichtig met haar vinger onder haar neus, kijkt naar het resultaat en schudt haar hoofd.
‘Ga je maar even wassen in de keuken.’
Voorzichtig komt ze overeind. ‘Anouk, mama gaat even het bloed weghalen. Ik ben zo terug, je zult zien dat het meevalt.’
Stijf rechtop volgt Anouk haar moeder met haar ogen naar de keuken.
Vreemd, ze weet niet meer waar de aanrechtdoekjes liggen. Versuft blijft Lisa in het midden van de keuken staan. Het kost haar enige moeite om het zich te herinneren. Natuurlijk, in de bijkeuken. Op de tast pakt ze een schoon doekje uit de kast en houdt het onder de koude kraan. Zo voorzichtig mogelijk wast ze het bloed weg.
Van tijd tot tijd kijkt ze uit het raam van de keukendeur naar de achtertuin en de velden die zich daarachter uitstrekken. De mist is opgetrokken. Het onverharde pad dat naar het dichtstbijzijnde dorp voert, ligt er stil en verlaten bij.
8
Vroeger dacht Lisa dat geluk iets was wat je kon opeisen, als een soort geboorterecht. Als je maar positief ingesteld was, kon het leven je nooit echt pijn doen. Gelukkig zijn was voor haar een eigenschap, en diep in haar hart voelde ze een stille minachting voor mensen die zich beklaagden of in een depressie wegzakten. Als ze zich nou eens verzetten, in plaats van te jammeren waarom hun dat moest overkomen, zou ze veel meer respect voor die mensen kunnen opbrengen.