‘Je hebt gelijk,’ zei ze uiteindelijk.
‘De enige keer dat ik wenste dat ik het niet had,’ vertelde Anna haar.
‘Maar wat kan ik eraan doen? Ik kan geen tijd blijven rekken. Simon heeft het recht om de vader van zijn zoon te zijn. En ik kan niet blijven als ik eenmaal de voogdij heb overgedragen.’
‘Het is een probleem,’ moest Anna toegeven. ‘Maar er is altijd een oplossing. Ergens.’
Tula zuchtte. ‘Weet je, het was een stuk eenvoudiger voor mij toen jij degene was met de man-problemen.’
‘Dat geloof ik,’ zei Anna lachend. ‘Maar nu is het jouw beurt, meid. De vraag is, wat ga je eraan doen?’
‘Wat kan ik eraan doen?’
De afgelopen dagen waren fantastisch geweest. En verwarrend. Ze had Nathan om voor te zorgen en haar eigen werk dat ze af moest maken gedurende de dag. Maar elke nacht vonden zij en Simon elkaar. Ze deelden de zorg voor Nathan, en als hij eenmaal in zijn bedje lag, was hun tijd gekomen.
De seks was ongelofelijk. Het werd iedere keer beter. Maar voor Tula was het bitterzoet. Ze vond het heerlijk om bij hem te zijn, maar het probleem was dat ze van hem hield. Meer dan ze ooit voor mogelijk had gehouden. Elke dag hier zorgde ervoor dat de poel van wanhoop, waar ze al snel in terecht zou komen, met de dag dieper werd.
Maar zelfs terwijl ze dat dacht, realiseerde ze zich dat geen van hen beiden er ook maar over iets over had gezegd de laatste tijd. Het kon iets afschrikwekkends zijn, maar als niemand erover praatte, deed het er dan nog iets toe?
Nathan babbelde vrolijk en Tula zuchtte.
‘Schatje, als je hem wilt hebben, waarom ga je er dan niet voor?’
‘O, maar dat doe ik wel,’ verzekerde ze haar vriendin.
Lachend zei Anna: ‘Ik heb het niet over seks, Tula. Ik heb het over liefde. Ik weet dat je van Simon houdt. Ik kan het zien. Hij waarschijnlijk ook.’
‘O, God,’ kreunde ze. ‘Dat hoop ik niet.’
‘Waarom?’ Anna keek om. ‘Waarom zou je verbergen wat je voelt?
Was jij niet degene die me vertelde dat ik moest gaan voor wat ik wilde?’
‘Ja, maar –’
‘Als hij niet ook van jou houdt, is het anders.’ Ze wreef over haar neus en liet een streep groene verf achter. ‘Hoewel ik best zou durven wedden dat hij wel van je houdt. Ik bedoel, hoe zou hij dat niet kunnen? Wat is er om niet van te houden? Trouwens, ik heb jullie twee gisteren samen gezien, en vanmorgen weer. De manier waarop hij naar je kijkt…’
‘Wat?’ Hoop rees omhoog in Tula’s borst.
‘Alsof je de enige in de kamer was,’ zei Anna met een lach. ‘Maar Tula, je zult nooit zeker weten wat hij voelt als je niet probeert ervoor te zorgen dat hij het toegeeft.’
‘En hoe word ik verondersteld dat voor elkaar te krijgen?’
Anna grinnikte. ‘De beste gelegenheid om te zorgen dat een man gaat praten en tegelijkertijd zijn verdediging laat zakken? Gelijk na het vrijen. Ze zijn gelukkig, ze zijn ontspannen en erg ontvankelijk voor suggestie.’
Soms, dacht ze. Op andere momenten waren ze veel te prikkelbaar.
Maar het was een poging waard.
Tula schudde bewonderend haar hoofd. ‘Weet Sam hoe sluw je kunt zijn?’
‘Natuurlijk weet hij dat,’ antwoordde Anna, nog steeds duivels grijnzend. ‘Maar tegen de tijd dat hij door heeft dat ik hem heb beslopen, is het al te laat.’
‘Ik weet niet…’
‘Wie was het ook alweer die zei dat alles is geoorloofd in oorlog en liefde?’
‘Dat weet ik ook niet,’ gaf Tula toe. ‘Maar ik durf te wedden dat het een man was.’
‘Dus,’ zei Anna zachtjes, ‘als het voor een man in orde is om geniepig te doen, waarom zouden wij het dan niet proberen? Kijk,’ voegde ze eraan toe. ‘Terwijl jij hier bent, moet je je niet inhouden. Je kunt niet zeggen dat je van hem houdt, maar je kunt het hem wel laten zien. Hem laten verlangen naar wat jullie samen zouden kunnen hebben. Dat is alles wat ik zeg.’
Terwijl haar vriendin haar aandacht weer op de muurschildering richtte, en Nathan zijn tenen met hevige concentratie bestudeerde, begon Tula te denken.
‘Je gaat het doen, nietwaar?’
‘Wat doen?’ Simon bleef naar de werpmachine kijken. Geraakt worden door een bal die met zeer hoge snelheid op je af kwam, was niet leuk.
‘Tula. Je gaat het allemaal verpesten en vergooien, nietwaar?’
Simon raakte de bal hoog en links. Pas daarna wierp hij een blik op Mick in de kooi naast hem. ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Stop daarmee. Ik ken je al te lang om voor de gek gehouden te worden.’
‘Ken je me al lang genoeg om je er niet mee te bemoeien?’
‘Blijkbaar niet,’ zei Mick goedgehumeurd. ‘Trouwens, je kunt me altijd nog ontslaan als het je niet aanstaat wat ik zeg.’