‘Jij niet,’ bracht ze naar voren.
‘Nee, maar ik ben anders.’
‘Hij verwacht niet eens van jou dat je doet wat hij zegt, nietwaar?’
‘Niet meer,’ gaf Tula toe. ‘Hij weet wel beter.’
‘Hm-m.’ Anna bewoog haar kwast over de muur en wist toch het gesprek op gang te houden. ‘Dus hij heeft zijn eigen regel gebroken waar het jou betreft.’
Ze dacht daar even over na. ‘Ik denk het, maar alleen omdat ik grapjes over zijn stomme schema maakte.’
‘Hoe reageerde hij?’
‘Hij was helemaal beledigd,’ vertelde Tula haar lachend. Toen herinnerde ze zich: ‘Maar hij begon wel zijn agenda te veranderen.
Kwam vroeg thuis, sloeg vergaderingen over…’
‘Hm,’ overpeinsde Anna.
‘Dat betekent niets,’ protesteerde Tula, maar haar hersenen draaiden op volle toeren.
‘Alleen dat Mr. Ik-heb-een-vaste-agenda zichzelf vanwege jou verandert.’
‘Maar –’
‘Mannen doen dat niet als ze er niet om geven, Tula. Waarom zouden ze?’
‘Nee,’ antwoordde Tula hoofdschuddend. ‘Je ziet het verkeerd. Simon geeft niets om mij. Buiten de voor de hand liggende voordelen zoals mij in zijn bed hebben en hier, voor Nathan zorgend.’
‘Ik weet niet –’
‘Ik wel,’ hield Tula vol, even haar gedachten aan Simon afkappend, terwijl ze naar de baby staarde die op haar heup zat. Ze ging niet net doen alsof alles geweldig was. Dat was het niet. En het was niet alleen de vraag hoe Simons gevoelens ten opzichte van haar waren die haar zo bezighield.
Elke dag die voorbijging, kwam ze dichter bij het afscheid van Nathan.
Ze zou het kind gaan verliezen van wie het voelde alsof hij van haar was. Ze zou zijn vader verliezen, en de illusie van het gezinsleven waarin ze al die weken had geleefd. Ze zou alles gaan verliezen dat iets voor haar betekende, en die wetenschap verscheurde haar hart.
‘Ik moet al snel vertrekken, Anna. Ik moet van Nathan én Simon weglopen. En van de gedachte alleen al ga ik dood.’
Anna keek naar haar op: ‘Wie ben je, en wat heb je met Tula gedaan?’
‘Waar slaat dat op?’
‘Jij bent de grootste optimist ter wereld,’ vertelde Anna haar, haar rug naar de muurschildering toekerend waar ze sinds de vorige dag aan had gewerkt. ‘Zelfs toen er geen aanleiding voor was, slaagde je er altijd in een positieve houding aan te nemen. Verrek, Tula. Zelfs je vader kreeg je niet van je stuk. Als je iets wilde, ging je er achteraan, ongeacht het aantal mensen dat je vertelde dat het niet kon. Dus wat is er aan de hand?’
Tula ging zitten, met Nathan balancerend op haar gekruiste benen.
‘Hij,’ zei ze, een kus op het hoofd van de baby plaatsend. ‘Deze kleine jongen heeft alles voor mij veranderd, Anna. Ik kan niet meer gewoon mijn eigen gang gaan. Niet wanneer ik hem heb om aan te denken.’
‘Ah,’ zei haar vriendin, ‘dus dit gaat helemaal niet over Simon? Je hebt jezelf en mij voor de gek gehouden? Je maakt je alleen zorgen over Nathan, hè? Je kwijnt niet weg vanwege zijn vader?’
Haar ogen toeknijpend waarschuwde Tula: ‘Niemand houdt van een ik-weet-het-beter-type.’
‘O. Punt gemaakt!’ Lachend zwiepte Anna weer verf over het bos op de muur, haar kwast vasthoudend zoals een chirurg met zijn scalpel omgaat. ‘Kom op, lieverd. Deze plotselinge aanval van arme-ik gaat over meer dan alleen Nathan. Zelfs over meer dan Simon. Dit gaat over het feit dat je eindelijk de plek hebt gevonden waar je wilt zijn, en dat je bedenkt dat je die weer moet verlaten.’
Tula kromp inwendig ineen, want Anna had gelijk.
‘Je hebt het thuis gevonden waar je al naar op zoek bent sinds je een kind bent, lieverd.’ Anna keek naar haar, haar blik vol mededogen en begrip. ‘Je houdt van zowel Simon als van Nathan. Maar wat ze samen voor jou betekenen, is wat het zo moeilijk maakt voor je. Zij zijn het gezin waar je altijd van hebt gedroomd. Je hebt ze allebei in je hart gesloten, ze eigen gemaakt en nu geloof je dat je de droom moet laten sterven.’
Nathan brabbelde en sloeg speels op Tula’s handen die op zijn beentjes lagen. De geur van verf hing in de lucht, ondanks de twee geopende ramen. De muurschildering was bijna klaar. Als de vrouw eenmaal begon met een afbeelding was ze een wervelwind. Tula keek naar het realistische tafereeltje van een bos met een weide vol bloemen die zich tot in de verte uitstrekte. En ze glimlachte naar Lonely Bunny, die in het midden onder een boom zat en de kamer toelachte.
Terwijl de tijd ongehaast voorbijging, dacht Tula aan wat haar vriendin had gezegd, en ze moest stilletjes toegeven dat ze gelijk had. Ze hield van Simon en Nathan allebei. Ze hield van het gezinnetje dat ze met zijn drietjes vormden, hoe tijdelijk dan ook. Ze haatte de gedachte dat zij degene was die er niet in paste, er niet thuishoorde. En de wetenschap dat ze moest weglopen van wat had kunnen zijn, maakte haar diep ongelukkig.