Ze kon hem moeilijk plaatsen. Of raden wat hij van plan was te gaan doen of zeggen. Ze had gedacht dat hij zo’n bezadigd zakenman was, maar hij was veel meer dan dat. Ze wist gewoon niet wat dat voor haar betekende. Daar werd ze zenuwachtig van, al zou ze dat nooit toegeven. Om te kalmeren begon ze weer te praten.
‘Je hebt mijn verhaal gehoord, dus vertel mij maar hoe het dragen van een driedelig kostuum op tweejarige leeftijd jou heeft beïnvloed.’
Hij schonk haar een half lachje en ging naast haar zitten op de vensterbank. Zijn hoofd draaiend staarde hij door het glas naar de winterse middag achter hem.
Een storm was bezig zich op te bouwen aan de horizon, zag Tula toen ze zijn blik volgde. Donderwolken pakten zich samen in een donkergrijze massa die regen beloofde. De wind was al aan het aanwakkeren. Moeders pakten hun kinderen op toen de lucht nog donkerder werd, en al snel was het park net zo leeg als Tula zich voelde.
Toen Simon eindelijk wat zei, klonk zijn stem zo zacht dat ze er bijna geen erg in had. ‘Jij denk dat je me kent, nietwaar?’
Ze bestudeerde hem, probeerde zijn blik te lezen. Maar het leek wel alsof er een scherm voor was getrokken, hij sloot zich voor haar af.
‘Ik dacht het wel,’ gaf ze toe en haar verwarring moest hoorbaar zijn in haar stem. ‘Toen ik je de eerste keer ontmoette, deed je me aan iemand denken… Iemand die ik heb gekend,’ zei ze, terwijl ze haar vader voor zich zag, zijn wrede blik vast gericht op de een of andere ongelukkige werknemer. ‘Maar hoe langer ik je ken, hoe meer ik me realiseer dat ik je helemaal niet kende. Nou, dat sloeg nergens op,’ eindigde ze met een lach.
‘Ja, dat deed het wel,’ zei Simon, verzittend om haar weer aan te kijken, en de wereld buitensluitend door de intensiteit van zijn blik. Die zorgde ervoor dat ze zich voelde alsof ze enige in de wereld was die er toedeed op dit ogenblik.
‘Simon…’
‘Niemand is hoe ze er aan de buitenkant uitzien,’ mompelde hij, zijn gelaatstrekken bewust neutraal en ondoorgrondelijk, terwijl hij haar bestudeerde. ‘Dat begin ik nu net door te krijgen.’
Hoofdstuk 10
Hij keek haar aan alsof hij haar nog nooit eerder had gezien. Alsof hij weer probeerde om in haar hart en hoofd te kijken, zoekend naar haar geheimen. Haar verlangens.
‘Ik weet niet wat je bedoelt,’ zei Tula.
‘Ik misschien ook wel niet.’ Hij haalde adem, blies uit en veranderde, na een lang moment, van onderwerp. ‘Weet je, ik ben hier in dit huis opgegroeid. Mijn overgrootvader heeft het oorspronkelijk gebouwd.’
‘Het is een prachtig huis,’ zei ze, terwijl ze snel haar blik rond liet gaan. ‘Het voelt warm aan.’
‘Ja, dat doet het.’ Zijn blik was nog steeds op haar gericht. ‘Nu meer dan ooit tevoren.’
Waarom vertelde hij haar dit? Waarom deed hij… aardig? Hadden ze geen onenigheid? Hing hun ruzie niet nog steeds tussen hen in? Nog maar een paar minuten geleden had hij haar met koele afstandelijkheid aangekeken, en nu voelde alles heel anders aan. Ze begreep niet waarom.
‘Een aantal jaren geleden verspeelde mijn vader bijna het huis,’ zei hij met een geforceerde nonchalance die niet samenging met de plotselinge stijfheid van zijn schouders en zijn strakke kaken. ‘Slechte investeringen, vertrouwen in de verkeerde mensen. Mijn vader had geen gevoel voor zaken.’
‘Ik kan met hem meevoelen,’ mompelde ze, terwijl ze zich herinnerde hoeveel keer haar vader haar klein en onnozel had doen voelen omdat ze er niet in was geïnteresseerd om de fijne kneepjes van grootboeken en uitstaande schulden te leren.
Hij praatte door alsof ze helemaal niets had gezegd. ‘Hij was veel te chaotisch. Kon niets op orde houden.’ Hoofdschuddend staarde hij weer uit het raam naar de opkomende storm en richtte zijn blik op de ruit toen de eerste druppels erop spatten. Maar Tula wist dat hij niet zozeer naar de buitenwereld keek, als wel naar zijn eigen verleden. Net zoals zij een paar tellen geleden had gedaan.
‘Mijn vader ging eens een transactie aan met een man die zo gewetenloos was dat hij er bijna in slaagde om het huis onder ons vandaan te halen. Deze man loog en bedroog en deed alles wat in zijn macht lag om mijn vader en de Bradley-familie in het algemeen het onderspit te laten delven.’ Simon schudde weer met zijn hoofd. ‘Mijn vader zag het helemaal niet aankomen. Het was puur geluk dat het huis in de familie bleef. En geluk dat de rest van ons bedrijf redde.’
Ze hoorde de oude woede in zijn stem en vroeg zich af wie het was die zijn familie zoveel had aangedaan. Wie het ook was, Simon was nog steeds woest op die man, en ze wilde dat ze iets kon zeggen om dat gevoel te verminderen. Tula wist maar al te goed dat het koesteren van boosheid niet degene pijn deed tegen wie het gericht was. Het maakte alleen jezelf ellendig.