Hoofdstuk 9
Een uur later was Simon alweer vroeg thuis en gaf niet eens toe dat, sinds Tula in zijn leven was gekomen, hij steeds minder redenen had om op zijn bedrijf te blijven hangen. In plaats daarvan leek het wel alsof hij naar dit oude huis, en de vrouw erin, werd getrokken.
Hij vond Tula in de achtertuin, waar ze op Nathan lette, die in het winterzonnetje op een deken lag te woelen. Ze draaide zich om, keek hem aan, en hij kon haar echt zien bevriezen. Een deel van hem vond het spijtig dat hij daar de reden van was. Hij was gewend geraakt aan haar snelle glimlach en haar gemakkelijke lach. Haar zo achterdochtig, zo koud te zien, zorgde voor een denkpauze die geen enkele van Micks waarschuwingen voor elkaar had gekregen.
Maar hij herinnerde zichzelf eraan dat ze een Hawthorne was en zelfs nooit de moeite had genomen om dat te vertellen. Wat was hij haar trouwens verschuldigd? Bovendien had hij nu een plan en als hij eenmaal een weg was ingeslagen, keerde hij niet om. Dat zou betekenen dat hij aan zichzelf twijfelde, en dat deed hij nooit.
Zijn handen in de zakken van zijn broek stoppend, liep hij over de betegelde trap die naar de fraai aangelegde tuin leidde. Elke stap was langzaam, opzettelijk zorgeloos om haar te laten zien dat zij dan misschien boos was, maar dat hij nergens last van had.
Leugenaar.
Dat ene woord werd in zijn hoofd uitgeschreeuwd, en hij erkende de waarheid ervan. Maar verdomd als hij dat haar liet weten.
‘Is het niet een beetje te koud voor hem buiten?’ vroeg Simon, naar de jongen knikkend die van zijn nek tot aan zijn tenen in een gewatteerde trappelzak lag.
‘Frisse lucht is goed voor hem,’ zei ze stijfjes. ‘Jij bent vroeg thuis.’
Hij grijnsde, blij dat ze het had opgemerkt. ‘Ja. Ik wilde met je praten.’
‘O, ik kan niet wachten,’ zei ze, haar stem vol sarcasme. ‘Ons laatste gesprek ging zo goed.’
Mooi, vertelde hij zichzelf. Ze zat er nog steeds mee. Hij vond het prettig om te weten dat wat ze samen hadden meegemaakt, haar net zo had geraakt als hem. En hij wilde het allemaal overdoen. Veel overdoen.
Hij ging naast haar zitten op de deken en verborg een glimlach toen ze een beetje opzij schoof. Alsof ze zichzelf niet vertrouwde, zo dicht bij hem. Hij wist precies hoe ze zich voelde.
Het enige wat hij wilde doen op dit moment was haar vastgrijpen en vasthouden en…
‘Wat kun je nog te zeggen hebben dat je gisteravond niet hebt gezegd?’
‘Genoeg,’ gaf hij toe, een knie optrekkend en er met zijn onderarm op leunend.
‘Laat me raden,’ zei ze, de blik in haar ogen was vol opgekropte woede. ‘Heb je een manier gevonden om mij de schuld te geven van de opwarming van de aarde? Of ben ik een of andere spion die is uitgezonden om al je geheimen uit te vissen en ze aan je vijanden te voeren?’
Hij staarde haar alleen maar aan. Was die laatste opmerking voor de show, of probeerde ze te vertellen waarom ze hier echt was? ‘Is dat een bekentenis?’
‘O, in hemelsnaam, Simon,’ snauwde ze in een fluisterend gesis. ‘Je weet verdraaid goed dat dat niet zo is. Ik probeer alleen te raden hoe jij me de volgende keer zult beledigen.’
Hij vroeg het zich af, maar liet het voor het moment rusten. ‘ Eigenlijk wil ik helemaal niet over jou praten,’ zei hij. ‘Nu we ons ertoe hebben aangezet me zover te krijgen dat ik er straks klaar voor ben om de voogdij over Nathan over te nemen, moeten we een geschikt kindermeisje vinden.’
‘Een kindermeisje?’ vroeg ze op dezelfde toon die ze gebruikt zou kunnen hebben om te vragen: jij wilt een kindermoordenaar huren?
Hij knikte, blij met haar reactie. Zelfs als hij niet zeker wist waarom ze daar was, bij hem, wist hij zeker dat ze van Nathan hield.
‘Ik moet nog steeds werken, dus als jij vertrekt, zal ik hier iemand nodig hebben voor Nathan. Ik denk dat een inwonend kindermeisje het beste zou zijn, denk je niet?’
‘Ik weet het niet,’ zei ze, naar de brabbelende jongen kijkend. ‘Ik heb er niet echt over nagedacht dat er iemand anders elke dag voor hem zou zorgen.’
Eigenlijk vond Simon het idee ook niet prettig dat er een vreemde in zijn huis voor zijn zoon zou zorgen als hij er niet was. Maar hij zag geen andere oplossing. Hoe dit plan ook zou uitpakken, Nathan en hij zouden dan niet meer op Tula kunnen rekenen.
Hij vond dat hele idee maar niets, maar weigerde om zich af te vragen waarom.
‘Hij kan niet mee naar mijn werk,’ zei Simon kortaf, terwijl hij haar reactie bekeek.
‘Nee, ik neem aan van niet.’
‘Is er iets?’
Haar blik gleed naar de zijne, spoot vuur, koelde toen weer af totdat die schitterende blauwe ogen van haar als het oppervlak van een bevroren meer glinsterden. ‘Geen probleem.’
‘Mooi,’ zei hij. ‘Dus ik bel het arbeidsbureau en vraag of ze een aantal vrouwen willen sturen. Wil jij ze interviewen, of heb je liever dat ik het doe?’