Tula sloeg haar armen om hem heen en hield hem dicht tegen zich aan, ze wilde niet dat hij al bewoog. Ze wilde deze saamhorigheid, die op de een of andere manier nog intiemer aanvoelde dan wat ze zojuist hadden meegemaakt, niet loslaten.
Het konden minuten of uren zijn geweest die voorbij gingen in een sensuele waas van vervulling. Eindelijk tilde hij zijn hoofd op, ontmoette haar blik en schonk haar een speelse en sexy glimlach. En die ene, kleine glimlach gaf haar het laatste zetje dat ze nodig had om zich op de glibberige weg van de liefde te begeven.
‘Wat is er?’ vroeg hij op ontspannen toon. ‘Je ziet er bezorgd uit.’
Dat was ze. Bezorgd om haar eigen geestelijke toestand. Haar eigen welzijn. Van Simon gaan houden zou een grote fout zijn, dacht ze grimmig, dus dat zou ze niet doen. Ze zou weigeren die laatste stap te nemen. Het zou niet gemakkelijk zijn, wist ze, maar zichzelf beschermen was te belangrijk. Instinctief wist ze dat ze die bescherming ook nodig had. Want van Simon houden en hem verliezen zou haar te gronde richten.
‘Bezorgd?’ antwoordde ze zwakjes, zoekend naar iets om te zeggen.
‘Ik heb voor bescherming gezorgd,’ verzekerde hij haar. ‘Jij lette niet echt op, maar ik wel.’
‘O, dank je,’ zei ze, hoewel een deel van haar zich afvroeg of het niet beter was geweest als hij dat niet had gedaan. Dan had ze kans gemaakt op een kind van zichzelf. Een kind dat het gat zou helpen vullen dat het verlies van Nathan in haar hart zou veroorzaken.
‘Tula…’ Hij drukte zich op zijn onderarmen omhoog, haalde adem en zei: ‘We moeten praten over wat er zojuist is gebeurd.’
‘Moet dat?’ vroeg ze. Ze vond het erg dat dit moment ten einde kwam door iets wat onmogelijk goed nieuws kon zijn. Iedere keer als een man tegen een vrouw zei dat ze moesten praten, was dat zelden om haar te vertellen hoe gelukkig hij was.
Hij rolde op een zij, en de koelte van de kamer viel op haar huid op het moment dat hij haar verliet. Hij stapelde kussens tegen het hoofdeinde en leunde ertegenaan, zijn blik op haar gericht. ‘Ja. Dat moeten we.
Kijk, dit was… onvermijdelijk, denk ik.’
‘Zoals de dood en belastingen bedoel je?’ mompelde ze, het nu al vreselijk vindend hoe dit gesprek verliep.
‘Je weet waar ik het over heb.’
‘Ja. En je hebt gelijk.’ Ze zuchtte in overeenstemming en ging naast hem zitten op het bed.
Hij was naakt en voelde zich volkomen op zijn gemak. Maar Tula voelde zich opeens een beetje kwetsbaar. Een beetje onbeschut. Dus pakte ze de rand van de quilt en gooide die over zich heen, zich bedekkend vanaf haar borsten tot haar knieën. ‘Simon, je hoeft je niet schuldig te voelen of een toespraak te houden. Ik wilde dit ook. Je hebt me niet tot iets verleid.’
‘Dat weet ik.’
‘Nou,’ zei ze met een klein, schuchter lachje. ‘Bedankt dat je dat in de gaten had.’
‘Dat is het punt niet, Tula,’ antwoordde hij. ‘Het punt is dat we nog steeds samen met Nathan te maken hebben, en ik wil er zeker van zijn dat we elkaar begrijpen.’
Ze draaide haar hoofd om hem aan te kijken. ‘Waar heb je het over?’
Fronsend streek hij met een hand door zijn haar. ‘Alleen dat jij de touwtjes in handen hebt wat betreft de voogdij over Nathan.’
Ze knikte, niet in staat om weg te kijken. Zijn ogen die eens zo warm keken, waren nu net zo koud als de vochtige winternacht buiten. Op de een of andere manier had hij zich van haar af bewogen zonder daadwerkelijk bij haar vandaan te gaan. Verbazend dat hij dat kon, zo naakt, maar hij kreeg het voor elkaar.
‘Ik wil niet dat dit,’ vervolgde hij, zijn stem hard en vlak, ‘wat er zojuist is gebeurd, invloed daarop heeft.’
Ontzet kon Tula hem alleen maar aanstaren, ze was met stomheid geslagen. Dit was niet wat ze had verwacht.
Ze had gedacht dat hij die oude het-was-een-fout-en-het-zal-nooit-meer-gebeuren toespraak zou gaan geven. In plaats daarvan liet hij doorschemeren… ‘Wát?’
Zijn mond verstrakte tot een grimmige lijn, en die ene wenkbrauw ging omhoog. Verrassend genoeg vond ze het dit keer veel minder charmant.
‘Meen je dat serieus?’ eiste ze, haar woorden gedreven door boze verontwaardiging. ‘Denk je nou echt dat ik er de persoon naar ben om dít op de een of andere manier tegen jou te gebruiken?’
‘Dat zei ik niet.’
‘O, dat deed je wel,’ vertelde ze hem. Ze gooide de quilt opzij en gleed snel van het bed af. Ze graaide naar haar spijkerbroek en trok hem zo aan toen ze haar zijden string nergens zag. ‘Ik geloof dit niet. Hoe kun je dit denken, na wat we zojuist hebben gedaan? Ik ben zo stom. Ik zou het hebben moet zien aankomen.’
‘Nou, wacht verdorie eens eventjes –’