‘Simon, Nathan is je zoon en net doen alsof hij dat niet is, verandert daar niets aan.’
‘Daar moeten we dus over praten,’ zei hij, terwijl hij opstond om naar de bar te lopen. ‘Wil je iets drinken?’
‘Witte wijn, als je dat hebt.’
‘Dat heb ik.’ Hij zorgde voor de drankjes en ging toen tegenover haar zitten. Buiten was het al donker. In de haard brandde een vuur, en het geknetter en gesis van de vlammen was gedurende een paar minuten het enige geluid dat te horen was. Natuurlijk kon Tula niet lang stil zijn.
‘Oké, waar wilde je over praten?’
‘Dit,’ zei hij, met een hand gebarend alsof hij daarmee het hele huis met alles daarin wilde omvatten.
‘Nou, dat beperkt het,’ peinsde Tula een slokje wijn nemend. ‘Kijk, ik snap dat je een beetje van slag bent door dit instant ouderschap, maar daar kunnen we niets aan veranderen.’
‘Ik zei niet –’
‘En ik heb mijn huis tijdelijk opgegeven en ben hierheen verhuisd om je te helpen eraan te wennen –’
‘Ja, maar –’
‘Je leert Nathan kennen. Ik zal je zo veel mogelijk helpen, maar een hoop hiervan zal op jouw schouders neerkomen. Hij is jouw zoon.’
‘Dat weten we nog niet zeker en ik denk –’
Ze walste weer compleet over hem heen, en Simon begon te denken dat hij nooit de kans zou krijgen om zijn zegje te doen. Normaal gesproken luisterden mensen als hij sprak. Niemand viel hem in de rede. Behalve Tula. En hoe irritant het ook was om toe te geven, stiekem vond hij dat wel leuk aan haar. Ze was niet besluiteloos. Niet bang om voor zichzelf of voor Nathan op te komen. En ze zei gewoon wat ze dacht.
Maar toch werd hij gedwongen om zijn kaken op elkaar te klemmen en moest hij vechten om zijn geduld te bewaren, terwijl ze verderging.
Ze zwaaide met haar glas wijn en morste een beetje op haar been. Ze had er nauwelijks erg in.
‘Dus eigenlijk,’ zei ze, ‘denk ik dat een man zoals jij zich beter voelt met een duidelijk schema.’
Dat trok zijn aandacht. ‘Een man zoals ík?’
Ze glimlachte, en in reactie daarop ging zijn temperatuur een beetje omhoog.
‘Kom op, Simon,’ plaagde ze. ‘We weten allebei dat je een vaste routine in je leven hebt, en dat ik en de baby die verstoord hebben.’
Dit gesprek verliep niet zoals hij had gepland. Hij zou degene moeten zijn die de leiding nam. Die Tula vertelde hoe het vanaf nu zou gaan. In plaats daarvan had zij de teugels uit zijn handen genomen zonder dat hij dat had gemerkt. Simon nam een slokje van de oude whisky en liet de vloeistof een weg door zijn keel naar beneden branden. Het lag als een bal van vuur in zijn maag, en hij was blij met de warmte. Hij keek naar Tula, die hem aankeek met een blik waar haar goede humeur vanaf spetterde, en waarin geen spoor te vinden was van de seksuele aantrekkingskracht waartegen hij de afgelopen dagen had gevochten.
Hij was zo geërgerd als wat dat zij zo luchtig kon negeren wat hem langzaamaan gek had gemaakt. Nieuwe irritatie stak de kop op omdat zij hem net zolang rustig aanstaarde tot hij zijn ogen neersloeg, en deed alsof ze hem en zijn leven kende en niet één keer erkende dat er iets tussen hen gaande was.
Bovendien was Tula er in een paar goed gekozen woorden in geslaagd hem zowel te beledigen als te intrigeren.
‘Ik heb geen routine,’ gromde hij verontwaardigd over het feit dat ze het deed klinken alsof hij een bevende oude man was die zich alleen maar bezighield met zijn comfortabele sleur.
Ze lachte, en het geluid ervan vulde de kamer met een warmte die deze nooit eerder had gekend.
‘Simon, ik ben nog maar een dag of vijf in dit huis en ik ken je gewoontes nu al net zo goed als jijzelf. Om zes uur opstaan, ontbijten om zeven uur,’ telde ze op haar vingers af. ‘Het ochtendnieuws om halfacht en om acht uur vertrek je naar kantoor. Weer thuis om halfzes…’
Hij keek haar kwaad aan, woedend dat ze zijn leven reduceerde tot een aantal statistieken. En nog bozer omdat ze gelijk had. Hoe had dat in vredesnaam kunnen gebeuren? Ja, hij gaf de voorkeur aan orde in zijn leven, maar er was een duidelijk verschil tussen een goed georganiseerd schema en eentonige gewoonte.
‘Een drankje en het avondnieuws om zes uur,’ ging ze verder, nog steeds grijnzend alsof ze zichzelf prima vermaakte. ‘Diner om halfzeven en werken in je studeerkamer tot acht…’
Lieve hemel, dacht hij walgend, was hij echt zo verstrikt geraakt in zijn ingesleten gewoonten dat hij dat niet eens had gemerkt? Als het zo duidelijk was voor een vrouw die hem amper een week kende, wat moesten degenen die hem goed kenden dan wel niet van hem vinden?
Was hij echt zo voorspelbaar?
Die gedachte was verdraaid verontrustend.
‘Nu niet stoppen,’ drong hij aan, terwijl hij nog een slok whisky nam.