Deze ochtend nog hadden ze samen ontbeten. Zij drietjes gezellig zittend in een keuken die drie keer zo groot was als die van haar. Ze had toegekeken hoe Simon de wriemelende baby zijn havermout voerde, ondertussen wegduikend voor de spetters die af en toe op hem afkwamen, en verdraaid als hij er niet… leuk had uitgezien, terwijl hij dat deed.
Ze kreunde inwendig en waarschuwde zichzelf normaal te doen. Dit ging niet over vader-en-moedertje spelen.
Hij slenterde haar kantoor in met een blik van opperste verbazing. ‘Hoe kun je werken in deze chaos?’
Ze had ongeveer hetzelfde gedacht, maar ze gunde hem die voldoening niet. ‘Een georganiseerde geest is een saaie geest.’
Eén donkere wenkbrauw ging omhoog, en het viel haar op dat hij dat vaak deed als ze aan het praten waren. Spottend? Of gewoon geïrriteerd?
‘Schilder je ook?’ vroeg hij, knikkend naar de tekentafel die ze onder een groot raam had gezet.
‘Tekenen eigenlijk. Gewoon wat schetsen,’ antwoordde ze. ‘Ik maak de illustraties voor mijn boek.’
‘Indrukwekkend,’ zei hij, dichterbij komend om het beter te kunnen zien.
Tula wapende zichzelf tegen wat hij zou kunnen zeggen als hij eenmaal de kans had gehad om haar tekeningen te bekijken. Haar vader had haar nog nooit een compliment gegeven, bedacht ze. Maar dat had uiteindelijk niets uitgemaakt, omdat ze de tekeningen maakte voor de kinderen die van haar boeken hielden. Tula wist dat ze talent had, maar ze had zichzelf nooit wijsgemaakt dat ze een groot artiest was.
Hij bladerde door de schetsen die op de tafel lagen, en ze wist wat hij zag. De schetsen van Lonely Bunny en de dieren die zijn wereld deelden.
Zijn blik ging naar de hare, en hij zei zachtjes: ‘Je bent erg goed. Je legt een hoop gevoel hierin.’
‘Dank je.’ Verrast maar blij glimlachte ze naar hem en voelde de warmte door haar heen gaan toen hij haar glimlach beantwoordde.
‘Nathan heeft een knuffelkonijn. Maar hij moet een nieuwe. Het exemplaar van hem ziet er niet meer uit.’
Ze schudde droevig haar hoofd, omdat hij duidelijk niet wist hoeveel een versleten, geliefde knuffel kon betekenen voor een kind. ‘Heb je nooit The Velveteen Rabbit van Margery Williams gelezen?’ vroeg ze.
‘Dat ervan gehouden wordt, maakt een speeltje echt. En als je echt bent, zie je er een beetje afgeleefd uit.’
‘Je zult wel gelijk hebben.’ Hij lachte zachtjes en knikte, terwijl hij weer naar haar schetsen keek. ‘Hoe ben je hierop gekomen? Op Lonely Bunny, bedoel ik.’
Weg van het persoonlijke en terug naar een veiliger onderwerp, dacht ze, vreemd teleurgesteld dat het korte moment van intimiteit alweer voorbij was.
Desalniettemin grijnsde ze, terwijl ze zei: ‘Mensen vragen schrijvers altijd waar ze hun ideeën vandaan halen. Ik antwoord meestal dat mijn inspiratie op de onderste planken met huishoudelijke artikelen in de lokale supermarkt ligt.’
Een mondhoek krulde om. ‘Bijdehand. Maar ook niet echt een antwoord.’
‘Nee,’ gaf ze toe, terwijl ze haar armen om haar middel sloeg. ‘Dat is het niet.’
Hij keek haar aan, zijn warme bruine ogen zacht en nieuwsgierig.
‘Vertel je het mij?’
Ze ontmoette zijn blik en voelde dat het gesprek weer langzaam de persoonlijke kant opging. Maar ze zag iets in zijn ogen dat haar vertelde dat hij echt geïnteresseerd was. En tot op dat moment had het niemand, behalve Anna, echt iets kunnen schelen.
Op hem af lopend pakte ze een van de schetsen van de tekentafel en bestudeerde haar eigen creatie. Lonely Bunny keek haar aan met zijn grote heldere ogen en bedroefde, hoopvolle uitdrukking. Tula glimlachte naar het konijn, dat op het juiste moment in haar leven was langsgekomen.
‘Als klein meisje tekende ik hem al,’ zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen hem. Ze wreef een vinger over de lichtgrijze vacht en de kromming van zijn oor. ‘Toen mijn moeder en ik naar Crystal Bay verhuisden, leefde er een aantal wilde konijnen in het park achter ons huis.’
Ze voelde hem een stap dichterbij komen. Voelde dat hij haar bekeek.
Maar ze was in haar eigen herinneringen verzonken en staarde naar haar verleden.
‘Een van die konijnen was anders. Hij had een hangoor en hij was altijd alleen,’ zei ze, in zichzelf lachend om het beeld van de jonge Tula die een wild konijntje dichterbij probeerde te lokken door hem een wortel voor te houden. ‘Ik dacht dat hij geen vriendjes had. De andere konijnen bleven uit zijn buurt en ik voelde me met hem verwant. Ik was nieuw in de stad en ik had geen vriendjes, dus werd het mijn missie om ervoor te zorgen dat het konijn mij aardig zou vinden. Maar hoe ik het ook probeerde, ik kreeg hem niet zover dat hij met mij ging spelen. En geloof me, ik probeerde het echt. Elke dag, een maand lang. Tot op een dag de andere konijnen er wel waren, maar Lonely Bunny niet.’