Hoe zou ze ooit nog zonder kunnen?
Simon wist hoe hij dingen gedaan moest krijgen.
Micks assistent had de details voor zijn rekening genomen, en binnen een week was het huis van Simon gereedgemaakt voor de komst van Tula en Nathan.
Tula en de baby waren pas drie dagen in de stad, en hij had nu al een vaderschapstest geregeld en aan een paar touwtjes getrokken, zodat hij het resultaat eerder zou krijgen dan normaal.
Niet dat hij het bewijs nodig had. Hij had vanaf de eerste blik op Nathan geweten dat hij van hem was. Hij had het gevoeld op het moment dat hij hem vastpakte. Nu moest hij om zien te gaan met het ouderschap.
Het was nooit zijn bedoeling geweest om vader te worden. Hij wist er helemaal niets vanaf. En zijn eigen vader was ook niet echt een rolmodel geweest.
Maar Simon wist dat het hem zou lukken. Alles lukte hem altijd, op de een of andere manier.
Hij opende zijn voordeur en trapte per ongeluk tegen een speelgoedvrachtauto. De heldergele vuilniswagen zoefde daardoor over de parketvloer en kwam tegen de andere muur tot stilstand. Hij schudde zijn hoofd, pakte de auto op en ging de woonkamer binnen.
Normaal gesproken kwam hij om halfzes thuis en dronk hij ontspannen een drankje, terwijl hij de krant las. De stilte van het grote huis was een zegen na een lange dag met klanten, bestuursvergaderingen en rinkelende telefoons. Zijn huis was een toevluchtsoord geweest, bedacht hij bitter. Maar nu niet meer. Hij keek de eens zo ordelijke woonkamer rond en blies geïrriteerd zijn adem uit. Hoe kon één baby zoveel… spullen hebben?
‘Ze zijn hier pas drie dagen,’ mopperde hij, verbaasd over wat die twee hadden aangericht in het oude statige victoriaanse huis.
Er lagen luiers, flesjes, speeltjes, stapels schoon en opgevouwen wasgoed op de salontafel. In een hoek stond een of ander looprek, en in Simons favoriete stoel zat een in de steek gelaten konijn met één hangoor. Hij stapte over de babydeken die boven op het handgestikte kleed lag en zette zijn koffertje naast zijn stoel neer.
Het konijn oppakkend liet hij zijn vingers over de zachte, enigszins vochtige vacht gaan. Nathan kreeg tandjes, had Tula hem vanmorgen verteld. Blijkbaar kreeg het konijn de volle laag. Hoofdschuddend lachte hij een beetje, zich weer verbazend over het feit hoe snel de routine van een man overhoop kon worden gehaald.
‘Simon, ben jij dat?’
Hij draaide zich in de richting van haar stem en keek naar de hal alsof hij door de muren heen kon kijken naar de keuken achter in het huis.
Inwendig trok iets zich verwachtingsvol samen in reactie op Tula’s stemgeluid. Zijn lichaam reageerde alert, een gevoel waar hij al aan wende. Tijdens de drie dagen dat zij en het kind hier waren, voelde hij bijna de hele tijd een pijnlijk verlangen naar haar.
Ze deed hem iets, en het ergste van alles was dat ze er niets eens haar best voor deed.
Tula was hier alleen als Nathans voogd. Ze bleef net zolang totdat Simon een vader voor zijn zoon kon zijn. Meer was er niet tussen hen, en dat kon ook niet.
Dus waarom, vroeg hij zich af, dacht hij zoveel aan haar? Ze was niet het soort vrouw dat normaal gesproken zijn aandacht trok. Maar ze had iets. Iets levendigs. Opwindends.
Ze lachte, en het kuiltje plaagde hem. Ze zong voor de kleine, en haar stem streelde hem. Ze was hier, in zijn huis als hij uit zijn werk thuis kwam, en hij miste de gebruikelijke stilte niet eens.
Hij zat serieus in de problemen.
‘Simon?’
Haar stem klonk nu bijna bezorgd omdat hij haar niet had geantwoord.
‘Ja, ik ben het.’
‘Mooi. Wij zijn in de keuken.’
Hij bleef het hangoorkonijn vasthouden en liep door de lange gang. De kamers waren groot, het hout glansde door de was en de zorg dat het kreeg, en de muren waren in warme blauwe en groene tinten geverfd.
Hij kende elke kraakje van de vloer, elke zucht van de wind tegen de ramen. Hij was in dit huis opgegroeid en had het overgenomen toen zijn vader overleed.
Natuurlijk had Simon zijn stempel op het huis gedrukt. Hij had de tapijten, die de houten vloer bedekten, eruit gegooid. Hij had het behang laten verwijderen, de ingebouwde servies- en boekenkasten en de ornamenten aan het plafond laten herstellen.
Hij had het huis helemaal eigen gemaakt, vastbesloten om de oude herinneringen uit te bannen en nieuwe te creëren.
Nu deelde hij het met de zoon van wie hij nog steeds nauwelijks kon geloven dat hij van hem was.
De keuken binnen stappend werd hij omringd door de geur die uit een pan op het fornuis kwam. Tula zat met gekruiste benen op een stoel aan de tafel en was een groenige puree in Nathans mond aan het lepelen.
‘Wat is dat?’ vroeg hij.
‘Hoi. O, sperziebonen. We zijn boodschappen gaan doen, nietwaar Nathan?’ Ze gaf de jongen weer een lepel vol. ‘We hebben een staafmixer gekocht en wat verse groenten, toen kwamen we thuis en hebben we ze gekookt, hè?’