‘Lekker?’
Hij keek haar aan. ‘Verbazingwekkend.’
‘Dank je!’ Ze keek hem stralend aan, gaf Nathan nog een paar stukjes banaan en schepte toen voor zichzelf op. Na een paar minuten vriendschappelijke stilte, vroeg ze: ‘Dus, wat gaan wij doen aan onze nieuwe situatie?’
‘Ik heb het testament aan mijn advocaat laten zien,’ antwoordde Simon.
‘Natuurlijk.’
Knikkend zei hij: ‘Jij hebt tijdelijk de voogdij –’
‘Wat jij niet leuk vindt,’ voegde ze eraan toe.
Simon negeerde haar interruptie; hij gaf er de voorkeur aan om alles op zijn eigen voorwaarden bloot te leggen.
‘Totdat jíj besluit wanneer en of ik klaar ben om de zorg voor Nathan over te nemen.’
‘Daar komt het wel op neer, ja.’ Schuin naar hem opkijkend zei ze:
‘Dat heb ik je eerder verteld vandaag.’
‘De vraag,’ vervolgde hij, haar inbreng weer negerend, ‘is hoe we een compromis kunnen sluiten. Ik moet tijd met mijn zoon door kunnen brengen. Jij moet tijd hebben om mij met mijn zoon te kunnen observeren. Ik woon in San Francisco en moet daar voor mijn werk zijn. Jij woont hier en… waar werk je eigenlijk?’
‘Hier,’ zei ze, nog een hap en een slok wijn nemend. ‘Ik schrijf boeken.
Voor kinderen.’
Hij keek naar het peper-en-zoutstelletje in de vorm van konijntjes en dacht aan al die ingelijste konijntjes in haar woonkamer. ‘Iets met konijntjes, gok ik.’
Tula verstijfde, plotseling werd ze defensief. Ze had die minachtende toon van hem eerder gehoord. Alsof het schrijven van kinderboeken zo eenvoudig was dat iedereen het kon. Alsof ze op de een of andere manier haar geld verdiende met een leuke, aardige hobby. ‘Inderdaad, ja. Ik schrijf de Lonely Bunny-boeken.’
‘Lonely Bunny?’
‘Het is een erg succesvolle serie voor jonge kinderen.’ Nou ja, verbeterde ze zichzelf in stilte, niet érg succesvol. Maar ze kreeg wel een vast publiek dat langzaam maar zeker groeide. En ze was trots op wat ze deed. Ze maakte kinderen blij. Hoeveel mensen konden dat van hun werk zeggen?
‘Vast wel.’
‘Wil je mijn fanmail zien? Het meeste is met kleurkrijt gemaakt, dus misschien betekent dat niet zoveel voor jou. Maar mij zegt het dat ik de kinderen bereik. Dat ze mijn verhaaltjes leuk vinden en dat ik ze blij maak.’ Terugvallend in haar stoel sloeg ze haar armen over elkaar in een duidelijk defensief gebaar. ‘Wat mij betreft, houdt dat in dat mijn boeken een succes zijn.’
Hij trok een wenkbrauw op. ‘Ik heb niet gezegd dat het niet zo is.’
Nee, dacht ze, maar hij had het wel gedacht. Had ze dat toontje niet jarenlang van haar vader gehoord? Jacob Hawthorne had zijn dochter vijf jaar geleden laten gaan zonder een cent, toen ze eindelijk tegen hem in opstand kwam en hem vertelde dat ze geen MBA-opleiding ging volgen. Dat ze schrijfster werd.
En Simon Bradley was net als haar vader. Hij droeg pakken en leefde in een conservatieve wereld waar opwellingen en verbeelding geen plaats hadden. Waar creativiteit werd veracht en de non-conformist werd ontslagen.
Ze was vijf jaar geleden aan die wereld ontsnapt, en ze had geen verlangen er weer naar terug te keren. De gedachte dat ze Nathan moest overhandigen aan een man die zijn leven net zou zo proberen te reguleren als haar vader bij haar had gedaan, deed haar de rillingen over de rug lopen. Ze keek naar de blije, lachende baby en vroeg zich af hoelang het zou duren voordat zijn levenslust uit hem was weggezogen. De gedachte alleen al was gewoonweg angstaanjagend.
‘Kijk, we moeten samenwerken,’ zei Simon, en ze realiseerde zich dat hij niet veel blijer klonk dan dat zij was.
‘Dat klopt.’
‘Jij werkt thuis, toch?’
‘Ja…’
‘Nou, mooi. Nathan en jij kunnen bij mij intrekken.’
‘Pardon?’ Tula voelde letterlijk haar mond openvallen.
‘Het is de enige manier,’ zei hij op besliste toon. ‘Ik moet in de stad zijn voor mijn werk. Jij kunt overal werken.’
‘Ik ben blij dat je daar zo over denkt.’
Hij schonk haar een neerbuigend lachje, waardoor ze haar tanden op elkaar moest klemmen om niet iets te zeggen waar ze waarschijnlijk spijt van zou krijgen.
‘Nathan en ik moeten samen tijd doorbrengen. Jij moet ons samen zien.
De enige logische oplossing is dat jullie naar de stad verhuizen.’
‘Ik kan hem niet zomaar meenemen en vertrekken –’
‘Zes maanden,’ zei hij. Hij dronk het laatste beetje van zijn wijn en zette het lege glas op de tafel. ‘Zo lang zal het niet gaan duren, maar laten we zeggen dat je de komende zes maanden bij mij intrekt. Zorgt dat Nathan zich er thuis gaat voelen. Ziet dat ik prima voor mijn eigen zoon kan zorgen, als hij mijn zoon is, en dan kun je hier weer intrekken…’ Hij keek de kleine keuken rond alsof hij niet kon bedenken waarom iemand hier vrijwillig zou willen wonen. ‘En dan kunnen we allemaal weer verder met onze levens.’