Toen hij terugkwam, zat ze met haar benen verleidelijk over elkaar geslagen. Als hij het zag, liet hij dat niet merken. Hij liep naar het buffet en schonk zich nog een whisky in. ‘Wat wil je drinken?’ vroeg hij, nadat hij een flinke teug had genomen. ‘Gin-tonic? Martini? Wijn?’
Hij kende haar zo slecht, dat hij niet eens wist dat ze nooit dronk. ‘Alleen tonic graag, met ijsblokjes en citroen.’
‘Niets sterkers?’
‘Ik drink geen alcohol.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Heb je daar een bepaalde reden voor?’
‘Ik heb mijn vader al genoeg zien drinken,’ antwoordde ze bits.
‘Aha! Ik vroeg me al af waarom je op de bruiloft niet van je champagne dronk.’
Ze had zich niet gerealiseerd dat hij had gemerkt dat ze net deed alsof ze van haar champagne dronk.
‘Heb je liever dat ik ook niet drink?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk niet,’ antwoordde ze snel.
Hij gaf haar een glas en ging tegenover haar zitten. Hij vermeed het angstvallig om naar haar benen te kijken en liet zijn blik op haar gezicht rusten.
Dus hij kon zich wel beschaafd gedragen, concludeerde ze. Maar zijn gedachten waren vast lang niet zo beschaafd. Ze was niet gek; ze wist heus wel dat hij naar haar verlangde. Dat huwelijkscontract bleek lastiger te zijn dan ze dacht. Zij zou de sterkste moeten zijn.
Een poosje zaten ze over ditjes en datjes te praten, totdat zijn huishoudster kwam zeggen dat het eten klaarstond.
De tafel was gedekt in een formele eetkamer. Ze aten kippenbouillon, gevolgd door een kaasomelet met een salade, en als toetje frambozenparfait. Het smaakte verrukkelijk, vond Dione. Tot haar eigen verbazing had ze haar bord helemaal leeggegeten.
Na de maaltijd namen ze hun koffie mee naar een groot overdekt balkon vol exotische palmen en kleurrijke planten. Vanaf die plek zagen ze overal in Londen de lichtjes aanspringen, terwijl de hemel in knalroze verkleurde en vervolgens langzaam zwart werd. Voor het eerst voelde Dione zich ontspannen in Theo’s gezelschap.
‘Je hebt een schitterend appartement,’ zei ze in een opwelling.
‘Het heeft zijn goede kanten,’ gaf hij toe.
‘Ben je hier vaak?’
‘Hooguit een paar maanden per jaar, verdeeld in nu en dan een week of alleen maar een dag, afhankelijk van mijn werk.’
‘Wat zonde,’ zei Dione. ‘Het is zo mooi.’
‘Maar niet zo mooi als jij.’
Plotseling drong het tot haar door dat hij niet naar het fraaie uitzicht zat te kijken, maar naar haar. Ze kreeg het er warm van. ‘Je hoeft me niet te vleien,’ zei ze minzaam. ‘Tenslotte hebben we geen echt huwelijk.’
‘Als dat wel zo was, zouden we nu niet hier zitten,’ merkte Theo op. ‘Dan zouden we in bed liggen. In feite zijn we op huwelijksreis.’ Even zweeg hij en toen zei hij zacht: ‘Ik had nooit kunnen dromen dat ik die op deze manier zou doorbrengen.’
Zijn gezicht bevond zich in de schaduw, maar aan zijn toon kon ze horen dat hij niet blij was met het vooruitzicht om in zijn eentje te moeten slapen.
‘Je wist waar je aan begon,’ hield ze hem voor, ook al bonsde haar hart onstuimig. Theo was een opwindende man, en ze besefte dat de kans klein was dat ze zijn charmes nog lang kon weerstaan.
Zonder waarschuwing stond hij op. ‘Ik ga naar bed. Jij kunt wel hier blijven als je wilt.’
Het klonk kil. Waarschijnlijk omdat ze hem aan de voorwaarden van hun contract had herinnerd, vermoedde ze.
‘Ik denk dat ik dat maar doe,’ zei ze zacht. In ieder geval totdat ze er zeker van was dat Theo veilig in zijn bed lag. Hun kamers lagen veel te dicht bij elkaar, en ze wist niet of de tussendeur op slot zat. Dat had ze in zijn bijzijn moeten controleren toen hij haar het huis liet zien.
‘Welterusten dan maar,’ zei hij kortaf.
‘Welterusten, Theo.’
Haar huid tintelde toen hij langs haar liep, en zelfs nadat hij was vertrokken, kon ze zich niet ontspannen. Wat had ze zich in vredesnaam op de hals gehaald?
Een halfuur later ging ze eindelijk naar bed. En toen was ze zo moe, dat ze vergat te kijken of de sleutel in het slot zat.
Hoofdstuk 7
‘Niet tegenstribbelen, je gaat met mij mee!’
‘Nee, papa, néé! Je doet me pijn!’
‘Doe dan wat ik zeg, Dione!’
‘Ik wil niet met jou mee, ik wil bij mama blijven.’ Ze begon te schreeuwen.
Dione voelde sterke armen om zich heen en verzette zich uit alle macht. ‘Ga weg, ga weg!’
‘Wakker worden, Dione,’ zei een stem. ‘Wakker worden! Hoor je me? Word wakker.’
Toen ze met moeite haar ogen opendeed, zag ze niet haar vader, maar Theo. Een sterke, beschermende en bezorgde Theo. Ze besefte dat het allemaal een droom was geweest, de terugkerende nachtmerrie die haar al jaren plaagde.